C-222/25 Rahapesu Andmeburoo
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 23 mei 2025 Schriftelijke opmerkingen: 9 juli 2025
Trefwoorden: AVG, inzake in gegevens, witwassen, geheimhouding
Onderwerp: AVG: overweging 41 en artikelen 2, 15, 23; Richtlijn 2016/680: overwegingen 33 en 45 en artikelen 1, 2, 14, 15 en 17; Richtlijn (EU) 2015/849: artikelen 2, 4, 30, 32, 41, 43 en 57 bis en overwegingen 20, 42 en 46; Richtlijn (EU) 2018/843: overwegingen 38 en 46; Richtlijn (EU) 2024/1640: overweging 122; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 8, 41, 47 en 52.
Deze zaak gaat over de reikwijdte en uitlegging van de AVG (verordening 2016/679) en de Wetshandhavingsrichtlijn (richtlijn 2016/680) in verband met een verzoek van X aan de Estse financiële-inlichtingeneenheid (FIE) om inzage in persoonsgegevens over mogelijke verdenkingen van witwassen. De FIE had dit geweigerd op grond van nationale bepalingen die absolute geheimhouding voorschrijven. De verwijzende rechter stelt vragen over of en in hoeverre deze richtlijnen mogen worden beperkt door nationale geheimhoudingsregels waarmee het inzagerecht volledig wordt uitgesloten.
Prejudiciële vragen: 1. Moeten artikel 2, lid 2, onder d), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming, AVG) en artikel 2, lid 1, juncto artikel 1 van richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad, aldus worden uitgelegd dat de eventuele verwerking van persoonsgegevens door een financiële-inlichtingeneenheid een verwerking van persoonsgegevens door een bevoegde autoriteit met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid kan vormen, ook al is de financiële-inlichtingeneenheid geen onderzoeksautoriteit in de zin van het wetboek van strafvordering?
2. Moeten artikel 23, lid 2, onder h), AVG en artikel 15, lid 3, van richtlijn 2016/680 aldus worden uitgelegd dat een betrokkene in een administratieve of een gerechtelijke procedure ook de openbaarmaking kan worden geweigerd van de handeling op grond waarvan hem de toegang tot zijn persoonsgegevens is geweigerd om te voorkomen dat het feit dat zijn persoonsgegevens zijn verwerkt wordt bevestigd of weerlegd, wanneer de betrokkene er niet van op de hoogte is of een dergelijke verwerking al dan niet heeft plaatsgevonden, en mag in een dergelijk geval ook worden nagelaten aan de betrokkene mee te delen of hij de beroepsmogelijkheid van artikel 17, lid 1, van richtlijn 2016/680 kan inroepen?
3. Moet het bepaalde in artikel 15 van richtlijn 2016/680 respectievelijk artikel 23 AVG aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale regeling die aan het hoofd van een financiële-inlichtingeneenheid de bevoegdheid verleent om de rechten van de betrokkene te beperken, en die het doel, de voorwaarden en de temporele en territoriale werkingssfeer van de beperking van de rechten van de betrokkene in samenhang met andere wettelijke bepalingen, waaronder tevens bepalingen van lager recht, specifieert?
4. Moet het bepaalde in artikel 15 van richtlijn 2016/680 respectievelijk artikel 23 AVG aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale regeling die de uitoefening van het in artikel 14 van richtlijn 2016/680 respectievelijk artikel 15 AVG neergelegde recht volledig beperkt totdat de gegevens zijn vernietigd, zodat het voor de betrokkene onmogelijk is om ooit informatie over deze gegevens te verkrijgen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-175/20 Valsts ieņēmumu dienests (Verwerking van persoonsgegevens voor fiscale doeleinden); C-37/20 en C-601/20 Luxembourg Business Registers; C-307/22 FT (Kopieën van medische dossiers); C-439/19 k Latvijas Republikas Saeima (Strafpunten); C-193/16 E; C-470/21 La Quadrature du Net e.a. (Persoonsgegevens en bestrijding van namaak); C-118/22 Direktor na Glavna direktsia „Natsionalna politsia” pri MVR.
Specifiek beleidsterrein: JenV