C-225/15 Politano

Contentverzamelaar

C-225/15 Politano

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   16 juli 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   02 augustus 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   02 september 2015
Trefwoorden: overheidsopdrachten (concessies kansspelen); recht vrije vestiging; vrij verkeer diensten; gelijke behandeling

Onderwerp
- VWEU artikel 49 (recht vrije vestiging); artikel 56 (vrij verkeer van diensten)
- Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten

Verzoeker Domenico Politano krijgt in een tegen hem lopende strafzaak op 26-02-2015 bij beschikking conservatoir beslag opgelegd wegens het verrichten van activiteiten (in georganiseerd verband) zonder vergunning in het kader van het aanvaarden van weddenschappen. De verdediging vraagt heronderzoek wegens strijd met EUrrecht. Verzoekers gedrag zou geen strafbaar feit opleveren omdat het inzamelen van sportweddenschappen voor rekening van de Maltese moedermaatschappij UniqGroup Ltd geoorloofd moet worden geacht. Het ITA recht zou in strijd zijn met de EURregels van het vrije vestigingsrecht en het vrije dienstenverkeer. De betreffende MAL vennootschap is uitgesloten van deelname aan de aanbesteding omdat zij geen bewijs van haar economische en financiële draagkracht (bankverklaringen van tenminste twee instellingen) en van een omzet van minstens € 2.000.000 kon overleggen, zoals de ITA regelgeving vereist en haar geen alternatief is geboden. In RL 2004/18 is daarvoor wel een mogelijkheid aanwezig maar dat is niet in de ITA regelgeving overgenomen. Aangezien de ITA regelgeving niet eenduidig wordt geïnterpreteerd legt de verwijzende ITA rechter (Rb Calabria) de volgende vragen aan het HvJEU voor:
1) Moeten [artikel] 49 VWEU en het beginsel van gelijke behandeling en het effectiviteitsbeginsel aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling op het vlak van kansspelen op grond waarvan een nieuwe aanbesteding (zoals geregeld in artikel [10, lid 9] van wet nr. 44 van 26 april 2012) voor het verlenen van concessies wordt uitgeschreven, met daarin clausules die voorzien in uitsluiting van de aanbesteding wegens het niet voldoen aan het vereiste van economische en financiële draagkracht, zulks omdat daarin niet is voorzien in andere criteria dan het overleggen van twee bankreferenties die van verschillende financiële instellingen afkomstig zijn?”
2) Moet artikel 47 van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling op het vlak van kansspelen op grond waarvan een nieuwe aanbesteding (zoals geregeld in artikel [10, lid 9] van wet nr. 44 van 26 april 2012) voor het verlenen van concessies wordt uitgeschreven[, met daarin clausules die voorzien in uitsluiting van de aanbesteding wegens het niet voldoen aan het vereiste] van economische en financiële draagkracht, zulks omdat daarin – anders dan in de supranationale regelgeving – niet is voorzien in andere documenten of keuzemogelijkheden?

Specifiek beleidsterrein: EZ mede VenJ

Gerelateerde documenten