C-226/25 VR Bank   

Contentverzamelaar

C-226/25 VR Bank   

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     22 mei 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     8 juli 2025

Trefwoorden: kredietverstrekking, hypotheekaflossing, rentevoet, vervroegde aflossing, ongerechtvaardigde verrijking, evenredigheidsbeginsel

Onderwerp: Richtlijn 2014/17 (inzake kredietovereenkomsten m.b.t. onroerende goederen): art. 25(3).

Deze zaak ziet op de uitleg van artikel 25, lid 3, van richtlijn 2014/17, in het bijzonder gaat het om de vraag of bij de berekening van de objectief verantwoorde vergoeding voor vervroegde aflossing rekening moet worden gehouden met de (veronderstelde) mogelijkheid dat de kredietgever het vervroegd afgeloste bedrag als nieuw krediet herverstrekken kan, en of een negatieve rentevoet voor de berekening van die vergoeding verenigbaar is met het Unierecht, gelet op het verbod van ongerechtvaardigde verrijking en het evenredigheidsbeginsel.

Prejudiciële vragen: 
1. Moet bij de berekening van de eerlijke en objectief verantwoorde vergoeding van de kredietgever voor kosten die rechtstreeks aan vervroegde aflossing van het krediet verbonden zijn overeenkomstig artikel 25, lid 3, van richtlijn 2014/17/EU als verliesverlagende factor in aanmerking worden genomen dat de kredietgever de mogelijkheid heeft om het door de kredietnemer vervroegd afgeloste resterende kredietbedrag opnieuw als krediet te verstrekken? 
Zo niet: Op welke andere wijze kan de verwijzende rechter zich er dan van vergewissen dat de kredietgever zich door de hypothetische berekening van de vergoeding overeenkomstig artikel 25, lid 3, van richtlijn 2014/17/EU niet verrijkt? 

2. Is het verenigbaar met het Unierecht dat de kredietgever bij de berekening van de eerlijke en objectief verantwoorde vergoeding in de zin van de in punt 1 geformuleerde vraag een negatieve rentevoet toepast bij de hypothetische herbelegging van het vervroegd afgeloste kredietbedrag?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-536/22 VR Bank Ravensburg-Weingarten; 47/07; C-575/20 Tsjechische Republiek/Commissie.

Specifiek beleidsterrein: FIN; EZ

Gerelateerde documenten