C-227/16 Arts

Contentverzamelaar

C-227/16 Arts

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage reschts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   20 juni 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       6 juli 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   6 augustus 2016
Trefwoorden: landbouw; inkomenssteun (slachtpremie/bedrijfstoelslag)

Onderwerp
- Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees met betrekking tot premieregelingen;
- Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;
- Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het EP en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Vo (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Vo (EG) nr. 73/2009 van de Raad

Verzoeker heeft een kalverhouderij. Hij volgt het concept van ‘Peters Farm’, een kwaliteitslabel dat meer aandacht geeft aan dierenwelzijn. Van 2006 – 2010 krijgt verzoeker van overheidswege slachtpremies die worden uitgekeerd op grond van Vo. 1254/1999. Verweerder (veevoeder- of ‘integratie’bedrijf Alpuro) levert het voer en neemt de gemeste kalveren af. Partijen sluiten op 01-04-2008 een ‘koopcontract kalverhouderij, voor de productie van Peters Farm kalfsvlees’. Hierin is opgenomen dat verweerder de kalveren uitzet bij verzoeker die de dieren na (een mestronde van) 26 weken weer bij verweerder ‘inlevert’ voor hun eindbestemming. In de overeenkomst zijn zes rondes afgesproken.
Deze zaak gaat over het doorsluizen van de vergoedingen die verzoeker van overheidswege krijgt naar Alpuro. In de contracten is vastgelegd dat de vergoedingen (uit het toen lopende programma ‘agenda 2000’) direct dienen te worden afgedragen en dat in geval van verlies van recht dat aan de kalvermester te wijten is het oorspronkelijke (premie-)bedrag toch aan verweerder dient te worden uitbetaald. Als laatste is opgenomen dat de gemeste kalveren uitsluitend aan Alpuro mogen worden verkocht. Op 01-01-2010 wordt de steunverlening door middel van slachtpremies vervangen door bedrijfstoeslagen. Brancheorganisatie LTO schrijft haar leden per brief begin december 2009 dat ‘bijna alle contractgevers willen vasthouden aan overheveling van de betreffende EU-premiegelden naar de contractgever.’ Maar de vakgroep vleeskalverhouderij vindt dat de kalverhouders daarin vrij moeten zijn omdat de toeslagrechten eigendom blijven van de kalverhouder en ook aan hem uitbetaald worden. LTO adviseert om de afspraken stap voor stap te wijzigen. Daarbij zou de eerste stap moeten zijn om in aansluiting op de lopende contracten vast te leggen dat op de overheveling een uniform bedrag van minimaal € 10,- per kalverplaats per jaar ingehouden mag worden door de kalverhouder. Alpuro voert het advies door in de overeenkomst met verzoeker. In 2011 wordt Alpuro een dochter van Van Drie Holding. Laatste stuurt op 27-04-2012 aan verzoeker een nota voor 2010 en een voor 2011 maar verzoeker betaalt niet. Hij reageert op 18-07-2012 dat artikel 9 van de overeenkomst (de doorsluizing) in strijd is met EU-recht en vraagt om terugbetaling van bedrijfstoeslagen over 2010 en 2011 aan welk verzoek Alpuro niet voldoet. Hij eist bij de Rb een verklaring voor recht dat het artikel in strijd is met de doelstellingen van Vo. 1782/2003 (verzekeren redelijke levensstandaard voor landbouwers). Verweerder stelt dat hij geen aanspraak maakt op de bedrijfstoeslag maar wijst op het door partijen vastgelegde verrekenschema. Hij verwijt verzoeker van twee walletjes te eten: hij draagt een deel van zijn ondernemersrisico over aan verweerder maar houdt de bedrijfstoeslag voor zichzelf. Mocht nietigheid volgen dan vraagt verweerder wijziging van de overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden.
De Rb wijst verzoekers eis af op grond van de contractsvrijheid en Vo. 73/2009 verbiedt een regeling als in casu voorligt niet. Verzoeker gaat in beroep bij de verwijzende rechter.

De verwijzende NL rechter (Hof Arnhem) stelt vast dat gezien het tijdverloop er achtereenvolgens drie Verordeningen gelden: 1782/2003, 73/2009 en 1307/2013. Verzoeker benadrukt met name de doelstelling (verbetering levensstandaard) van de regelgeving. In eerdere jurisprudentie van het HvJEU heeft de EURCIE onder meer aangegeven dat de premieontvanger keuzevrijheid heeft om te bepalen wat hij met de premie doet. Omdat de verwijzende rechter strijdigheid denkbaar acht legt hij het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Is een samenstel van bedingen in een overeenkomst tussen een kalvermester en een integratiebedrijf, zoals weergegeven in 3.4 en 3.5 van dit arrest, waaruit volgt dat de aan de kalvermester toegekende bedrijfstoeslag krachtens Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, toekomt aan het integratiebedrijf door middel van aftrek van de prijs voor de vette kalveren, geldig gezien de doelstellingen van deze Verordening, met name de verschaffing van een redelijke levensstandaard voor landbouwers door middel van rechtstreekse inkomenssteun en de bevordering van volksgezondheid, diergezondheid, milieu en dierenwelzijn?
2. In geval van ontkennende beantwoording van vraag 1: heeft de nationale rechter gezien de bestaande strijd met de doelstellingen van Verordening 73/2009 de bevoegdheid om de overeenkomst op basis van de clausula-rebus-sic-stantibus-leer aldus te wijzigen dat het door de nietigheid ontstane nadeel voor het integratiebedrijf geheel of gedeeltelijk wordt opgeheven, in het bijzonder door verlaging van de prijs voor vette kalveren?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-272/06 Mainelvo; C-434/08 Harms; C-470/08 Van Dijk
Specifiek beleidsterrein: EZ