C-229/25 MVCI Holidays e.a.

Contentverzamelaar

C-229/25 MVCI Holidays e.a.

Prejudiciële hofzaak   

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     2 juni 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     19 juli 2025

Trefwoorden: vordering restitutie, verjaringstermijn, doeltreffendheidsbeginsel, consumenten

Onderwerp: Richtlijnen 94/47/EG en 2008/122/EG [betreffende bescherming van consumenten].

Verzoekende partijen hebben een vordering ingesteld tot nietigverklaring van twee overeenkomsten betreffende de overdracht van rechten van gebruiken in deeltijd voor toeristische doeleinde bestemde onroerende goederen, en een vordering tot restitutie van het bedrag van de prijs van de overeenkomsten. 
De Spaanse rechter vraagt of richtlijnen 94/47 en 2008/122 (en het doeltreffendheidsbeginsel) zich verzetten tegen het laten ingaan van de verjaringstermijnen op het moment van contractsluiting, en bij sancties voor verboden vooruitbetalingen het laten ingaan op het moment van die betalingen.

Prejudiciële vragen: 
Eerste vraag. Moeten de richtlijnen 94/47/EG en 2008/122/EG en de rechtspraak van het Hof van Justitie over het beginsel van doeltreffendheid van het Unierecht aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling/rechtspraak op grond waarvan de verjaringstermijn voor een vordering tot restitutie begint te lopen op de dag van de totstandkoming van een overeenkomst betreffende het gebruik van een voor toeristische doeleinden bestemd onroerend goed of een soortgelijke overeenkomst, wanneer de overeenkomst absoluut nietig is wegens omstandigheden die rechtstreeks kunnen worden vastgesteld vanaf de sluiting van die overeenkomst, zoals de te lange looptijd of de onbepaaldheid van het voorwerp ervan? 

Tweede vraag. Moeten de richtlijnen 94/47/EG en 2008/122/EG en de rechtspraak van het Hof van Justitie over het beginsel van doeltreffendheid van het Unierecht aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling/rechtspraak op grond waarvan de verjaringstermijn voor een vordering tot betaling van een percentage van de contractuele prijs wegens vooruitbetalingen, begint te lopen op de dag waarop de verboden betalingen zijn verricht in het kader van een overeenkomst betreffende het gebruik van een voor toeristische doeleinden bestemd onroerend goed of een soortgelijke overeenkomst?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-561/21 GP, BG tegen Banco Santander; C-485/19 Profi Credit Slovakia; C-776/19–C-782/19 BNP Paribas Personal Finance. 

Specifiek beleidsterrein: EZ; JenV

Gerelateerde documenten