C-23/22 Caxamar 

Contentverzamelaar

C-23/22 Caxamar 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    21 maart 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    7 mei 2022

Trefwoorden : steunmaatregelen, landbouwproducten, visserij, investeringsbelasting

Onderwerp :

-           Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard

-           Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013, houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad

Feiten:

CAXAMAR is een naamloze vennootschap die zich primair toelegt op het zouten, drogen en op andere wijze verwerken van visserij- en aquacultuurproducten en, secundair, op het invriezen van visserij- en aquacultuurproducten alsook op de groothandel in andere voedingsmiddelen. Zij is onderworpen aan de algemene IRC-regeling en de normale maandelijkse btw-regeling. Deze onderneming werd onderworpen aan een belastingcontrole door het directoraat financiën van Santarém, waarbij de toepassing van de door de RFAI (fiscale investeringssteunregeling) vastgestelde belastingvoordelen werd onderzocht. In deze context hebben de inspectiediensten een reeks correcties aangebracht, waarbij de verminderingen van de grondslag voor de heffing van de IRC (vennootschapsbelasting) voor de boekjaren 2016 en 2018 werden teruggedraaid, aangezien de door de vennootschap uitgeoefende activiteit niet binnen de werkingssfeer van die regeling viel. De AT (belasting- en douanedienst) was van mening dat de door de verwerkingsactiviteit van CAXAMAR verkregen producten onder het begrip ,,verwerking van landbouwproducten” vallen, aangezien het eindproduct nog steeds een landbouwproduct is dat in bijlage I bij het Verdrag is vermeld. CAXAMAR stelt dat de AT de feiten onjuist heeft beoordeeld en het recht onjuist heeft uitgelegd. Zij is van mening dat haar activiteit binnen het sectorale toepassingsgebied van de RGIC (algemene groepsvrijstellingsverordening) en de richtsnoeren valt, zodat de CFI (wetboek Investeringsbelasting) op haar van toepassing is en zij derhalve in aanmerking komt voor de RFAI: het betreft een kabeljauwverwerkende industrie, die geen activiteit ter verwerking van een landbouwproduct is.

Overweging:

Het gaat om de vraag of de investeringsprojecten die CAXAMAR in 2016 en 2018 op het gebied van de kabeljauwverwerkende activiteit heeft uitgevoerd, al dan niet binnen de werkingssfeer van de RFAI vallen. Wat de EU-regels inzake staatssteun betreft, moeten de CFI, de daarin vervatte RFAI-verordening en ministerieel besluit nr. 282/2014 worden opgevat als instrumenten voor de uitvoering en effectieve toepassing van de beginselen en regels die zijn vervat in de artikelen 107 tot en met 109 VWEU, in de RGIC en in de richtsnoeren, en in die zin kan het ministerieel besluit alleen worden opgevat als een handeling ter uitvoering van de bepalingen van het EU-recht. De CAAD (Administratief Arbitragecentrum) heeft reeds verklaard dat niet uit het oog mag worden verloren dat de lijst van activiteiten in artikel 2 van de CFI niet uitputtend is, aangezien daarin slechts bij wijze van voorbeeld de reeks economische activiteiten wordt opgesomd die onder investeringsprojecten vallen. Zoals echter ook uit dit artikel blijkt, moet de subsidiabele economische activiteit binnen het sectorale toepassingsgebied van de richtsnoeren voor 2014-2020 en de RGIC vallen. Bovendien is de subsidiabiliteit van projecten met name ook afhankelijk van de specificatie van de codes voor economische activiteiten, een specificatie die rekening moet houden met de beperkingen die zijn vastgesteld in artikel 1 van ministerieel besluit nr. 282/2014, waaronder de niet-subsidiabiliteit van investeringsprojecten betreffende economische activiteiten die verband houden met primaire landbouwproductie en met de verwerking en afzet van landbouwproducten die zijn opgenomen in bijlage I bij het VWEU.

Prejudiciële vraag:

Moeten de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020, in samenhang met de bepalingen van verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 16 juni 2014, in het bijzonder de artikelen 1 en 2, lid 11, daarvan, alsmede verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 en bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat met het oog op de verlening van fiscale steun overeenkomstig de artikelen 2, lid 2, en 22, lid 1, van de Código Fiscal do Investimento (wetboek investeringsbelastingen), goedgekeurd bij Decreto-Lei (wetsbesluit) 162/2014 van 31 oktober 2014, alsook de artikelen 1 en 2 van Portaria (ministeriële regeling) 282/2014 van 30 oktober 2014, de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten met betrekking tot ,,gezouten kabeljauw”, ,,ingevroren kabeljauw” en ,,geweekte kabeljauw”, die onder CAEcode 10204Rev3 valt, geen activiteit ter verwerking van landbouwproducten is?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: LNV, EZK, FIN-fiscaal

Gerelateerde documenten