C-232/14 Portmeirion Group

Contentverzamelaar

C-232/14 Portmeirion Group

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   30 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   16 juli 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   16 augustus 2014
Trefwoorden: communautair douanewetboek (CD); antidumping

Onderwerp
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad1 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China

Verzoekster is een Britse fabrikant en marktleider op het gebied van hoogwaardig keuken- en tafelgerei van keramiek. Naast productie in het VK importeert zij ook keramiek uit China. Na onderzoek stelt de EURCIE op 16 november 2012 een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van keramiekproducten in, en per 16 mei 2013 stelt de EURRaad een definitief antidumpingrecht in. Het bijzondere is dat het volledige onderzoek is uitgevoerd alsof alle producten waarop het onderzoek betrekking heeft “hetzelfde product” betreft, alsof een zoutvaatje hetzelfde is als een soepkom of een deegroller. Onderzocht is of deze aldus gegroepeerde producten met dumping zijn ingevoerd en of hierdoor aan de bedrijfstak schade is toegebracht. Volgens de EU-instellingen zijn de basiskenmerken voor de hele groep hetzelfde.
In augustus 2013 vraagt verzoekster op grond van artikel 236 van het communautair douanewetboek (CD) terugbetaling van de antidumpingrechten. Volgens verzoeksters zijn de rechten niet wettelijk verschuldigd omdat uitvoeringsverordening 412/2013 onverenigbaar is met EU-recht. Verzoekster betwist dat de producten als één enkel product beschouwd kunnen worden en stellen dat de verordening onvoldoende is gemotiveerd. Verweersters (douaneAUT) wijzen dit verzoek af omdat verzoekster de rechten op grond van het CD verschuldigd is en zij niet bevoegd zijn de Vo. buiten toepassing te laten.

De verwijzende VK-belastingrechter gaat met name uitgebreid in op het op één hoop vegen van een grote verscheidenheid aan producten, zolang ze maar van keramiek vervaardigd zijn, het enige gemeenschappelijke element. Zie vooral de ironische opmerkingen in punt 1.1.3.
Aangezien hij de informatie in de bestreden verordening onduidelijk / niet ondubbelzinnig vindt, stelt hij het HvJEU de volgende vraag:
“Is de bestreden verordening onverenigbaar met Unierecht voor zover zij
(i) gebaseerd is op kennelijke beoordelingsfouten met betrekking tot de omschrijving van het betrokken product, waardoor de bevindingen van het antidumpingonderzoek ongeldig zijn; en
(ii) een toereikende motivering overeenkomstig artikel 296 VWEU ontbeert?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: T-401/06 Brosmann Footwear
Specifiek beleidsterrein: BZ-BEB en FIN

Gerelateerde documenten