C-233/19 CPAS de Liège

Contentverzamelaar

C-233/19 CPAS de Liège

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 29 mei 2019
Schriftelijke opmerkingen: 15 juli 2019

Trefwoorden : Handvest, Rechterlijke orde, Vreemdeling met medische conditie, Sociale bijstand

Onderwerp :

- Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, artikelen 5, 13 en 14, lid 4 onder b)

- EU-Handvest, artikelen 19, lid 2 en 47

 

Feiten:

Verzoekster (B) heeft een asielaanvraag ingediend in België die is afgewezen. Hierna heeft zij een medische regularisatie aangevraagd op grond van haar ziektebeeld. Deze is ontvankelijk verklaard waardoor zij een tijdelijke verblijfsvergunning heeft gekregen en sociale bijstand heeft ontvangen van verweerster in afwachting van de beslissing. Hierna heeft de Dienst Vreemdelingenzaken haar regularisatie-aanvraag echter ten gronde afgewezen, waarna B geacht werd België en het Schengengebied te verlaten binnen 30 dagen (t/m 22.11.2017). Op 28.11.2017 heeft B beroep ingesteld tegen de beslissing van de Dienst bij de RvV, en op diezelfde datum heeft verweerster de sociale bijstand aan B ingetrokken. Dit besluit van verweerster geldt voor de medische hulp aan legaal verblijvende vreemdelingen, en daarbij heeft verweerster aan B meegedeeld dat zij een verzoek om dringende medische hulp kon indienen, welke zij per 1.11.2017 heeft ontvangen met follow-up voor chronische ziekten. B verzoekt het Tribunal du travail op 28.12.2017 haar medische en sociale steun toe te kennen voor legaal verblijvende vreemdelingen vanaf 23.10.2017. Op 01.02.2018 heeft B een aanvraag voor sociale bijstand gedaan die geweigerd werd bij beslissing van verweerster van 20.02.2018, waartegen B beroep heeft ingesteld bij de tribunal du travail (thans aanhangig). Datzelfde tribunal heeft op 15.03.2018 de beslissing tot intrekking van medische hulp van 28.11.2017 uitgelegd als zijnde weigering van de dringende medische hulp, waarbij de kanttekening geplaatst moet worden dat zij het verzoek van B m.b.t. de sociale bijstand ongegrond heeft verklaard. Hiertegen is B in beroep gekomen bij de verwijzende rechter (Cour du travail).

 

Overweging:

Met zijn prejudiciële vraag wil de verwijzende rechter uitleg of er, overeenkomstig het arrest Abdida, schorsende werking dient te worden toegekend aan de bij de RvV aanhangige procedure inzake de uitzetting van B, en zo ja , onder welke voorwaarden dit zou moeten geschieden. De verwijzende rechter wil tevens verduidelijking krijgen over de reikwijdte van het EU-Handvest. Geeft het recht op een doeltreffende voorziening in rechte bij een gerechtelijke instantie A automatisch recht op bijstand die valt onder een gerechtelijke instantie B? Brengt het recht op een doeltreffende voorziening in rechte bij een gerechtelijke instantie A met zich mee

dat de hierin aangevoerde grieven moeten worden beoordeeld door een gerechtelijke instantie B? Brengt het recht op een doeltreffende voorziening in rechte bij een gerechtelijke instantie A met zich mee dat de onder haar bevoegdheid vallende toetsing moet worden uitgevoerd door een gerechtelijke instantie B?

 

Prejudiciële vraag:

Moeten de artikelen 5 en 13 van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, gelezen in het licht van de artikelen 19, lid 2, en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en artikel 14, lid 1, onder b), van deze richtlijn, gelezen in het licht van het arrest C-562/13 van 18 december 2014 van de Grote kamer van het Hof van Justitie van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat zij schorsende werking verlenen aan een beroep tegen een beslissing waarbij een derdelander die aan een ernstige ziekte lijdt, wordt gelast het grondgebied van een lidstaat te verlaten, met dien verstande dat de indiener van het beroep betoogt dat de uitvoering van deze beslissing voor hem een ernstig risico kan inhouden dat zijn gezondheidstoestand op ernstige en onomkeerbare wijze verslechtert,

– zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan over het beroep, omdat de enkele instelling ervan volstaat om de uitvoering van het bevel om het grondgebied te verlaten, te schorsen,

– of na een marginale toetsing betreffende het bestaan van een verdedigbare grief of het ontbreken van een grond voor niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van het beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen,

– of na een volledige toetsing, waarbij de arbeidsgerechten nagaan of de uitvoering van deze beslissing voor de indiener van het beroep wel degelijk een ernstig risico kan inhouden dat zijn gezondheidstoestand op ernstige en onomkeerbare wijze verslechtert?”

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

C-562/13, (C-397/01 – C403/01)

 

Specifiek beleidsterrein: JenV-DMB, JenV, SZW