C-235/14 Safe Interenvios

Contentverzamelaar

C-235/14 Safe Interenvios

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   7 juli 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   23 juli 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   23 augustus 2014
Trefwoorden: oneerlijke handelspraktijken; witwassen; verwerking persoonsgegevens

Onderwerp
- Richtlijn 95/46/EG van het EP en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens;
- Richtlijn 2005/29/EG van het EP en de Raad van 11 mei 2005betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van (enz) (Pb L 149, blz. 22);
- Richtlijn 2005/60/EG van het EP en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (Pb L 309, blz. 15)

Verzoekster is een instelling die overmakingen naar andere landen regelt voor haar cliënten. Zij stelt vorderingen in wegens oneerlijke mededinging tegen drie banken (verweersters Liberbank, Banco de Sabadell en Banco Bilbao Vizcaya Argentaria =BBVA) die de rekeningen van verzoekster hebben gesloten wegens vermeend handelen in strijd met de SPA witwaswet. Verzoekster zou zich niet aan de vereisten van preventieve maatregelen hebben gehouden. Deze maatregelen vereisen het doorgeven van de identiteit van haar cliënten aan verweersters alsmede gegevens over de oorsprong en bestemming van de geldbedragen. Verzoekster vindt de sluiting niet gerechtvaardigd, en zij kan nu haar bedrijf niet uitoefenen.
De rechter in eerste aanleg stelt alleen verweerster BBVA in het gelijk omdat deze de vordering voldoende heeft onderbouwd, en heeft aangetoond dat de getroffen maatregelen gerechtvaardigd zijn omdat zij over aanwijzingen beschikte dat verzoekster mogelijk betrokken was bij activiteiten die verband houden met wiswassen of financiering van terrorisme. Liberbank en Sabadell gaan in beroep tegen deze uitspraak.
Verzoekster stelt dat het instellen van klantenonderzoek in de SPA regelgeving (omzetting van RLn 2005/60 en 2007/64) niet verplicht gesteld is omdat financiële instellingen zoals verzoekster en verweersters onder centraal toezicht vallen van (in SPA) de Banco de España.

Voor de verwijzende SPA rechter (Audiencia Provincial de Barcelona) is met name van belang nadere uitleg van artikel 11, lid 1, van richtlijn 2005/60/EG omdat dit bepalend is voor de uitlegging van de nationale norm door de nationale rechter als een strikte uitzondering op de regel dat sommige onder de norm vallende instellingen (de financiële instellingen) andere onder de norm vallende instellingen (de betalingsinstellingen) onderwerpen aan klantenonderzoeksmaatregelen. Daarnaast is van belang of de Unierechtelijke norm in dezelfde zin kan worden uitgelegd als de SPA norm, namelijk als een optionele uitzondering op de verplichting om klantenonderzoeksmaatregelen toe te passen, maar niet als een daadwerkelijk verbod daarop.
De aan het HvJEU voorgelegde vragen luiden als volgt:
1) Wat de uitlegging van artikel 11, lid 1, van richtlijn 2005/60/EG betreft:
a. Indien gelezen in samenhang met artikel 7 van de richtlijn, heeft de Uniewetgever met deze bepaling willen voorzien in een strikte uitzondering op de toepassing van klantenonderzoeksmaatregelen door kredietinstellingen wanneer de klanten betalingsinstellingen zijn die op hun beurt onderworpen zijn aan hun eigen toezichtsysteem, of aan kredietinstellingen slechts de bevoegdheid willen verlenen om die uitzondering te maken?
b. Indien gelezen in samenhang met artikel 5 van de richtlijn, kan de nationale wetgever de hierin vervatte uitzondering in nationaal recht omzetten in bewoordingen die afwijken van de inhoud van deze bepaling?
c. Is de in artikel 11, lid 1, vervatte uitzondering van gelijke toepassing op klantenonderzoeksmaatregelen en verscherpte klantenonderzoeksmaatregelen?
2) Subsidiair, in het geval dat het antwoord op de bovenstaande vragen bevestigt dat kredietinstellingen al dan niet verscherpte klantenonderzoeksmaatregelen kunnen toepassen op betalingsinstellingen:
a. In hoeverre mogen kredietinstellingen toezicht uitoefenen op de activiteiten van betalingsinstellingen? Kunnen kredietinstellingen aan richtlijn 2005/60/EG de bevoegdheid ontlenen om toezicht uit te oefenen op de procedures en maatregelen voor klantenonderzoek die worden toegepast door betalingsinstellingen, of berust die bevoegdheid uitsluitend bij de in richtlijn 2007/64/EG bedoelde autoriteiten, zoals in dit geval de Banco de España (de Spaanse centrale bank)?
b. Als kredietinstellingen gebruikmaken van deze bevoegdheid om klantenonderzoeksmaatregelen toe te passen, vereist dit dan een specifieke rechtvaardiging die kan worden afgeleid uit de handelwijze van de betalingsinstelling of kan algemeen gebruik worden gemaakt van deze bevoegdheid vanwege het enkele feit dat de betalingsinstelling een risicovolle activiteit uitoefent, zoals de overmaking van geld naar andere landen?
c. In het geval dat kredietinstellingen de toepassing van klantenonderzoeksmaatregelen op betalingsinstellingen specifiek moeten rechtvaardigen:
i. Wat zijn de gedragingen waarmee de kredietinstelling rekening moet houden bij de toepassing van klantenonderzoeksmaatregelen?
ii. Is de kredietinstelling bevoegd om daarbij over te gaan tot beoordeling van de klantenonderzoeksmaatregelen die de betalingsinstelling in haar procedures toepast?
iii. Vereist het gebruik van deze bevoegdheid dat de kredietinstelling met betrekking tot de activiteiten van de betalingsinstelling gedragingen heeft opgemerkt die haar doen vermoeden dat er sprake is van medewerking aan het witwassen van geld of de financiering van terrorisme?
3) Voorts in het geval dat kredietinstellingen bevoegd worden geacht om verscherpte klantenonderzoeksmaatregelen toe te passen op betalingsinstellingen:
a. Is het aanvaardbaar dat dergelijke maatregelen onder meer kunnen bestaan uit de eis dat de identiteit van alle cliënten namens wie gelden worden overgemaakt wordt doorgegeven, alsmede de identiteit van de ontvangers?
b. Is de verplichte doorgifte van klantgegevens door betalingsinstellingen aan kredietinstellingen waarmee zij gedwongen zijn samen te werken en waarmee zij in de markt concurreren in overeenstemming met richtlijn 95/46/EG van het Europees parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens?

Specifiek beleidsterrein: VenJ mede EZ, BZK en FIN

Gerelateerde documenten