C-238/16 X
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 05 juli 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 21 juli 2016 Schriftelijke opmerkingen: 21 augustus 2016 Trefwoorden: btw; geneesmiddelen
Onderwerp: - richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Verzoekster exploiteert bloedafnamecentra. Uit het ‘volbloed’ wordt ongeveer 10% als ‘therapeutisch plasma’ gebruikt; de overige 90% wordt als ‘fractioneringsplasma’ gebruikt als grondstof voor vervaardiging van geneesmiddelen. Zij levert dit plasma aan ondernemingen zowel binnen de EU als daarbuiten (ZWI). Verzoekster trekt in haar btw-aangifte voor deze leveringen (over de jaren 2008 – 2011) de voorbelasting af als vrijgestelde handelingen. Verweerster (belastingdienst) weigert dit toe te staan onder verwijzing naar arrest C-240/05 gezien de vrijstelling van btw voor zowel levering binnen als buiten de EU en dit als bijzonder voorschrift voorrang heeft. Verzoekster stelt in haar beroep dat de levering van fractioneringsplasma geen levering van bloed in de zin van de btw-RL is.
Deze casus lijkt sterk op zaak C-412/15 TMD waarin inmiddels 2 juni (na het indienen van onderhavige zaak) de conclusie AG is genomen: (“Concluderend geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van het Hessische Finanzgericht (financiële rechtbank, Hesse) als volgt te beantwoorden:
– het woord „bloed” in artikel 132, lid 1, onder d), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, omvat mede de levering van uit menselijk bloed verkregen bloedplasma;
– dat woord omvat bloedplasma dat is bestemd voor de productie van geneesmiddelen.”
De verwijzende DUI rechter ( Finanzgericht Münster) herhaalt de in zaak C-412/15 aan het HvJEU gestelde vragen, maar voegt een vierde vraag toe voor wat betreft de exportleveringen. Mocht het HvJEU beslissen dat de levering van bloedplasma voor vervaardiging van geneesmiddelen onder de vrijstelling van de btw-RL valt dan blijft de vraag hoe de exportleveringen van verzoekster (naar ZWI) behandeld dienen te worden.
1. Moet artikel 132, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd, dat de levering van menselijk bloed ook de levering van uit menselijk bloed gewonnen plasma omvat?
2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: geldt dit ook voor plasma dat niet rechtstreeks voor therapeutische doeleinden maar uitsluitend voor de vervaardiging van geneesmiddelen bestemd is?
3. Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord: komt het voor de kwalificatie als bloed slechts aan op het doel waarvoor het plasma is bestemd of ook op de theoretische gebruiksmogelijkheid?
4. Indien de eerste en de tweede vraag bevestigend worden beantwoord: leidt een handeling waarvoor krachtens artikel 132, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn binnen een lidstaat vrijstelling wordt verleend, tot de uitsluiting van het recht op aftrek van voorbelasting als bedoeld in artikel 168 van de btw-richtlijn, ongeacht de btw-regeling die in het derde land van toepassing is, zelfs indien deze handeling een exportlevering betreft waarvoor krachtens artikel 169, onder b), van de btw-richtlijn in samenhang met artikel 146, lid 1, van de btw-richtlijn, aftrek van voorbelasting mogelijk is?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-240/05 Eurodental Specifiek beleidsterrein: FIN, VWS