C-238/24 Tartisai
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 31 mei 2024 Schriftelijke opmerkingen: 17 juli 2024
Trefwoorden: Vertaling richtlijn; taalinterpretatie; EUPOL
Onderwerp:
- Besluit 2010/279/GBVB van de Raad van 18 mei 2010 over de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan: artikel 7, lid 3;
- Verordening nr. 1/1958;
- Verdrag betreffende de Europese Unie: artikelen 2, 19, 21, 23, 24, 28 en 40;
- Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikelen 263, 275 en 342.
Feiten:
Verzoekende partij maakt deel uit van het politiekorps van de carabinieri. In juni 2011 heeft hij deelgenomen aan een internationale missie (EUPOL) in Afghanistan, waarvoor hij dagvergoedingen heeft ontvangen en drie andere soorten vergoedingen. In maart 2012 zijn de missievergoedingen teruggevorderd door de overheid. Dit is gedaan op grond van nationale regelgeving waarin is bepaald dat de vergoeding voor deelnemers aan internationale missies betaald wordt na aftrek van eventuele bedragen die internationale organisaties op dezelfde grond hebben betaald. Verzoekende partij is in beroep gegaan tegen het besluit tot terugvordering.
Overweging:
In artikel 7 van het besluit 2010/279/GBVB van de Raad, worden de vergoedingen voor gedetacheerd personeel van de missie EUPOL geregeld. Er bestaat onzekerheid over de uitleg van het begrip ‘other than’ dat gebruikt wordt in lid 3, bij het opsommen van de kosten die gedragen moeten worden door de lidstaten voor het gedetacheerde personeelslid. De Engelse versie wordt door de verzoekende partij uitgelegd als ‘naast’, of ‘in aanvulling op’. In de Franse versie wordt er een andere uitdrukking gebruikt, namelijk ‘à l’exclusion des’, wat de rest van de zin juist uitsluit van de opsomming. Het Engelse ‘other than’ kent meerdere betekenissen en de verwijzende rechter wil uitleg of artikel 7, lid 3, voorziet in een cumulatie van de toegekende vergoedingen of niet.
Prejudiciële vragen:
1) Hoe moet artikel 7, [lid] 3, van besluit 2010/279/GBVB van de Raad van 18 mei 2010 precies worden uitgelegd, dat wil zeggen, is met die bepaling bedoeld te voorzien in cumulatie van door de lidstaat uitgekeerde en door EUPOL toegekende vergoedingen?
2) Indien die bepaling aldus moet worden uitgelegd dat de genoemde vergoedingen cumuleerbaar zijn: staat artikel 7, [lid] 3, van besluit 2010/279/GBVB van de Raad van 18 mei 2010 in de weg aan een nationale regeling als voortvloeit uit artikel 3, lid 1, van wet nr. 108/2009, voor zover daarin is bepaald dat „aan het personeel dat deelneemt aan de in deze wet bedoelde internationale missies voor de gehele duur van de periode, in aanvulling op de bezoldiging, het loon of andere vaste en doorlopende vergoedingen, na aftrek van inhoudingen, de in regio decreto (koninklijk besluit) nr. 941 van 3 juni 1926 bedoelde missievergoeding wordt toegekend, [...] waarvan eventuele vergoedingen en bijdragen die internationale organisaties de betrokkenen op dezelfde grond hebben betaald, worden afgetrokken”, en uit artikel 1 van regio decreto nr. 941 van 3 giugno 1926, artikel 1, lid 1, onder b), en artikel 3 van wet nr. 642 van 8 juli 1961, en artikel 4, lid 1, onder a), van wet nr. 838 van 27 december 1973, zoals uitgelegd in de [in de verwijzingsbeslissing] uiteengezette rechtspraak, volgens welke cumulatie van de vergoedingen is uitgesloten?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-296/95 The Queen/Commissioners of Customs and Excise, ex parte EMU Tabac e.a.; C-437/97 EKW en Wein & Co.; C-161/06 Skoma-Lux; C-511/08; C-455/14 H/Raad en Commissie
Specifiek beleidsterrein: JenV