C-242/16 Garrett Pontes Pedroso

Contentverzamelaar

C-242/16 Garrett Pontes Pedroso

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   17 juni 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       3 juli 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   3 augustus 2016
Trefwoorden: EEX; bepaling arbeidsplaats

Onderwerp
- Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb 2001, L 12, blz. 1)

Verzoeker is piloot en ontslagen door zijn in VK gevestigde werkgever Netjets Management Ltd (verweerster). Op 10-07-2013 start hij een procedure om het ontslag aan te vechten. Verweerster stelt onbevoegdheid van de POR rechter op grond van Vo. 44/2001 en wordt in het gelijk gesteld. In beroep wordt dit vonnis bevestigd (10-09-2014). Verzoeker stelt daarop beroep in cassatie in bij de verwijzende rechter die de zaak op 02-07-2015 terugverwijst, maar ook dan blijft de beroepsrechter bij zijn uitspraak, waarop opnieuw cassatieberoep van verzoeker volgt. Verzoeker heeft vanaf 1999 met verweerster (dan wel één van de andere tot de NETJETS-groep behorende ondernemingen) diverse arbeidscontracten gesloten, de laatste op 01-12-2007. In dat contract staat dat verweerster in het VK gevestigd is en verzoeker in Canada woont. (in vorige overeenkomsten was verzoekers woonplaats in POR of SPA). In het contract (zie onder punt 12 van de verwijzingsbeschikking) is onder meer bepaald wat wordt verstaan onder de ‘standplaats’ van de werknemer, en dat de Engelse rechter bij geschillen bevoegd is. Volgens de website van verweerster zijn alle toestellen van haar Europese vloot in POR geregistreerd onder de naam NETJETS – Transportes Aéros SA. Deze onderneming heeft een POR vliegvergunning en heeft voor verzoeker in POR inkomstenbelasting betaald. Verzoekers ontslagbrief is vanuit POR verstuurd. Verzoeker stelt dan ook dat de POR rechter bevoegd is; zijn laatste standplaats is Lissabon. Op grond van artikel 19, lid 2 van Vo. 44/2001 is de POR rechter bevoegd. Verweerster betwist dat haar centrum van activiteiten in POR zou liggen.

De verwijzende hoogste POR rechter vraagt zich onder meer af of aan de hand van de criteria in artikel 19, lid 2, onder a) van Vo. 44/2001 in deze zaak het bevoegde gerecht kan worden vastgesteld en wat onder ‘plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt’ moet worden verstaan. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Kan in de feitelijke context van het onderhavige geval – de werknemer is piloot in de burgerluchtvaart en de door hem volgens zijn arbeidsovereenkomst verrichte werkzaamheid bestrijkt het hele Europese luchtgebied – de „plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt” of de „laatste plaats waar hij gewoonlijk heeft gewerkt” in de zin van artikel 19, lid 2, onder a), van verordening nr. 44/2001 worden bepaald?
2. Bij een bevestigend antwoord op de eerste vraag, dat wil zeggen ingeval die plaats kan worden bepaald:
i) Moet/kan onder de „plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt” in de zin van bovenvermelde bepaling van gemeenschapsrecht worden verstaan de plaats van de luchthaven waar het door de piloot te besturen vliegtuig staat en van waaruit de reis waarmee deze de uitoefening van zijn functie begint, een aanvang neemt?
En/of moet/kan daaronder worden verstaan de plaats die partijen aanduiden als gateway airport, van waaruit de werknemer wordt vervoerd naar de luchthaven waar het door hem de besturen vliegtuig staat, en waarnaar hij terugkeert?
En/of moet/kan eronder worden verstaan de plaats waar de door de werknemer te besturen vliegtuigen geregistreerd staan?
En/of moet/kan eronder worden verstaan de plaats van waaruit de werknemer instructies, mededelingen en informatie ontvangt over de uit te voeren vluchten, over de diverse aspecten van zijn betrekkingen met verweerster en over de gang van zaken die tot beëindiging van die betrekkingen leidt?
ii) Moet/kan onder „laatste plaats waar hij gewoonlijk heeft gewerkt” in de zin van bovenvermelde bepaling van gemeenschapsrecht worden verstaan de plaats van de luchthaven waar het vliegtuig stond dat de piloot het laatst heeft bestuurd voordat zijn arbeidsovereenkomst werd beëindigd?
Of moet/kan daaronder veeleer worden verstaan de door partijen als gateway airport aangeduide plaats, van waaruit de piloot voordat zijn arbeidsovereenkomst werd beëindigd voor het laatst is vervoerd naar de luchthaven waar het door hem bestuurde vliegtuig stond en waarnaar hij vervolgens is teruggekeerd?
3. Kan in de feitelijke context van het onderhavige geval onder de uitdrukking „vestiging [...] die de werknemer in dienst heeft genomen” in artikel 19, lid 2, onder b), van verordening nr. 44/2001 worden verstaan het „centrum van werkzaamheden” van de onderneming die in de met de werknemer gesloten arbeidsovereenkomst als werkgever wordt vermeld, waar de aanwerving van piloten plaatsvindt (door de ontvangst en de behandeling van sollicitaties) en waar de piloten hun initiële en aanvullende opleiding krijgen, ook al bevindt dat „centrum van werkzaamheden” zich bij een andere onderneming, die er juridisch van gescheiden is, ofschoon beide tot dezelfde groep van ondernemingen behoren?
4. Kan in de feitelijke context van het onderhavige geval onder de uitdrukkingen „hoofdbestuur” of „hoofdvestiging” in de zin van artikel 60, punt 1, onder b) en c), van verordening nr. 44/2001 worden verstaan het „centrum van werkzaamheden” van de onderneming die in de met de werknemer gesloten arbeidsovereenkomst als werkgever wordt vermeld, waar alle aspecten van de verrichtingen van die onderneming worden gestuurd (van het toezicht op het onderhoud, het luchtverkeer en de vluchtplanning, het onderhoud en de bemanning van de vliegtuigen tot de grondafhandeling en de catering) en van waaruit alle instructies aan de piloten worden gegeven, waar dezen hun initiële en hun aanvullende opleiding krijgen, waar personeelszaken en disciplinaire aangelegenheden of klachten worden behandeld, ook al bevindt dat „centrum van werkzaamheden” zich bij een andere onderneming, die er juridisch van gescheiden is, ofschoon beide tot dezelfde groep van ondernemingen behoren?
5. Moet, gelet op overweging 13 van verordening nr. 44/2001, waarin wordt verklaard dat in het geval van verzekerings-, consumenten- en arbeidsovereenkomsten de zwakke partij moet worden beschermd door bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor haar belangen dan de algemene regels, artikel 19, lid 2, onder b), van verordening nr. 44/2001 op de voor de werknemer gunstigste wijze worden uitgelegd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (zie ook de recente verwijzing van de BEL rechter in C-168/16 en C-169/16 Nogueira e.a.)
Specifiek beleidsterrein: IenM, VenJ en SZW

Gerelateerde documenten