C-245/14 Thomas Cook Belgium

Contentverzamelaar

C-245/14 Thomas Cook Belgium

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   10 juli 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   26 juli 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   26 augustus 2014
Trefwoorden: Europese betalingsbevelprocedure (Ebb); bevoegde rechter; procedure heroverweging

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure

Na jaren een goede zakelijke relatie te hebben opgebouwd sluiten verweerster Thurner Hotel en (BEL) verzoekster Thomas Cook (touroperator) in september 2009 een overeenkomst over de samenwerkingsvoorwaarden voor zomerseizoen 2010. Deze overeenkomst vormt de basis voor de vergoeding van de diensten. Het bedrag van € 15.232,28 dat verweerster van verzoekster vordert is de vergoeding voor de accommodatie die verweerster aan verzoekster ter beschikking heeft gesteld. Volgens verweerster is de geadieerde rechter bevoegd omdat Sölden de plaats van uitvoering van de overeenkomst is. Het Ebb is op 26 juni 2013 rechtsgeldig aan verzoekster betekend. Verzoekster dient geen verweer in (binnen 30 dagen) omdat zij probeert in haar archief na te zoeken of het betalingsbevel gerechtvaardigd is. Op 25 september 2013 dient zij een verweerschrift met verzoek tot heroverweging van het Ebb. Dat wordt afgewezen waarna de zaak voorligt bij de verwijzende rechter.
Verzoekster stelt dat zij de factuur niet tijdig (genoeg) heeft ontvangen om daartegen binnen de gestelde termijn van 30 dagen verweer te kunnen voeren. Zij meent dat het Ebb door een onbevoegde rechterlijke instantie is uitgevaardigd omdat in de overeenkomst een forumkeuzebeding is opgenomen (namelijk Gent/BEL).

De verwijzende OOS rechter (Handelsgericht Wien) oordeelt dat de rechter in eerste aanleg had moeten vaststellen dat de rechterlijke instanties van Gent/BEL bevoegd waren en op grond daarvan kunnen oordelen dat het uitgevaardigde Ebb nietig is. Hij vraagt zich af of een heroverweging had kunnen plaatsvinden (volgens verweerster is dit enkel onder uitzonderlijke omstandigheden mogelijk die hier niet aan de orde zijn). De Vo. geeft daarover geen uitsluitsel, zodat hij het HvJEU de volgende vragen stelt:
1 Moet verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure aldus worden uitgelegd dat de verwerende partij overeenkomstig artikel 20, lid 2, van deze verordening ook om rechterlijke heroverweging van het Europees betalingsbevel mag verzoeken wanneer dit betalingsbevel haar weliswaar rechtsgeldig is betekend maar het op basis van de in het aanvraagformulier vermelde informatie betreffende de bevoegdheid door een onbevoegde rechter is uitgevaardigd?
2 Voor het geval dat de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: is overeenkomstig punt 25 van mededeling 2004/0055 van de Europese Commissie van 7 februari [2006] reeds dan sprake van uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 20, lid 2, van verordening nr. 1896/2006, wanneer het Europese betalingsbevel is uitgevaardigd op basis van in het aanvraagformulier opgenomen informatie die achteraf onjuist blijkt te zijn, in het bijzonder wanneer de bevoegdheid van het gerecht daarvan afhangt?

Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten