C-247/16 Schottelius

Contentverzamelaar

C-247/16 Schottelius

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   21 juni 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       7 juli 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   7 augustus 2016
Trefwoorden: consumentenbescherming; termijn voor herstel gebreken

Onderwerp
Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen

Verzoekster is een procedure begonnen tegen verweerder Falk Seifert, handelend onder de handelsnaam ‘Terra Fox Teichbau aus Passion’ die in 2011 het buitenzwembad van het echtpaar heeft gerenoveerd. De overeenkomst is gesloten door verzoeksters echtgenoot die zijn garantierechten met een op 3-4 november 2011 gedateerde overeenkomst aan verzoekster heeft gecedeerd. Het gaat om een zelfstandige bewijsprocedure en een vordering tot betaling voor herstelkosten. Er was weliswaar (vóórdat verjaring intrad) voor verweerder voldoende tijd om de gebreken te herstellen maar nationaal recht vereist uitdrukkelijk dat een termijn wordt gesteld óf dat wordt aangegeven dat dat overbodig is. Er is enkel een (voor de verjaring) verzonden brief van de cedent waarin een extra termijn is gesteld, maar aangezien de echtgenoot geen partij (meer) is heeft dit geen rechtsgevolgen.

De verwijzende DUI rechter (Landgericht Hannover) zal op grond van nationaal recht de vordering moeten afwijzen tenzij de nationale bepalingen in strijd zijn met EUrecht. Gezien het Europeesrechtelijke beginsel van overeenstemming van de prestatie met de overeenkomst is de vaststelling van een termijn door de consument geen voorwaarde voor het ontstaan van secundaire garantierechten voor gebreken. Hij legt hij het HvJEU de vraag voor of:
“uit artikel 3, lid 2* (de vertaler vraagt zich af of hier mogelijk lid 5 wordt bedoeld), tweede streepje, van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, een beginsel van Europees consumentenrecht kan worden afgeleid, volgens hetwelk bij alle transacties betreffende consumptiegoederen tussen niet-consumenten en consumenten het voor afdwinging van secundaire wettelijke garantierechten voldoende is dat de tot garantie verplichte niet-consument het gebrek niet binnen een redelijke termijn heeft hersteld, zonder dat hiervoor de uitdrukkelijke vaststelling van een termijn voor herstel van het gebrek nodig is, en volgens hetwelk de nationale rechtsbepalingen, bijvoorbeeld ook in het geval van een overeenkomst voor werkzaamheden aan consumentengoederen, dienovereenkomstig moeten worden uitgelegd en in voorkomend geval beperkend moeten worden toegepast.”
Specifiek beleidsterrein: VenJ en EZ

Gerelateerde documenten