C-249/25 Jilin
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 27 mei 2025 Schriftelijke opmerkingen: 13 juli 2025
Trefwoorden: internationale bescherming, tijdelijke bescherming, beslistermijnen
Onderwerp: Richtlijn 2013/32/EU: art. 31; Richtlijn 2001/55/EG: art. 17(2).
Een Chinese man, gehuwd met een Oekraïense vrouw, vroeg op 13 april 2022 asiel aan in Nederland. De minister schortte de asielprocedure op omdat de man in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming op grond van richtlijn 2001/55, en besloot pas na afloop van die bescherming over de asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn uit artikel 31 Asielprocedurerichtlijn (2013/32) in januari 2024 was verstreken. De Afdeling Bestuursrechtspraak vraagt nu om uitleg over de samenhang van deze termijnen.
Prejudiciële vragen: Vraag 1: Moet artikel 17, tweede lid, van de richtlijn 2001/55/EG (PB 2001, L 212) aldus worden uitgelegd dat deze bepaling de bevoegdheid bevat voor lidstaten om de behandeling van een verzoek om internationale bescherming van een tijdelijk beschermde op te schorten gedurende de periode van tijdelijke bescherming?
Vraag 2: Moeten de beslistermijnen uit artikel 31 van de richtlijn 2013/32/EU (PB 2013, L 180) zo worden uitgelegd dat deze termijnen, in het geval dat een verzoek om internationale bescherming is ingediend voor of tijdens de periode van tijdelijke bescherming door een begunstigde van de richtlijn 2001/55/EG, pas aanvangen of pas verder gaan lopen na afloop van de periode van tijdelijke bescherming?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-483/17 Specifiek beleidsterrein: AenM