C-250/13 Wagener

Contentverzamelaar

C-250/13 Wagener

Prejudiciële Hofzaak
 

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   25 juni 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   11 juli 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   11 augustus 2013
Trefwoorden: sociale zekerheid; vrij personenverkeer (overeenkomst met Zwitserland)

Onderwerp:
- Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, ondertekend te Luxemburg op 21 juni 1999 (Pb 2002, L 114, blz. 6)
- Verordening (EEG) nr 1408/71 en diverse uitvoeringsbesluiten

Verzoekster en echtgenoot hebben drie kinderen (geboren 1991, 1994 en 1999). Verzoekster verricht geen betaalde arbeid, de echtgenoot werkt sinds 2006 in loondienst en ontvangt op grond daarvan Zwitserse gezinsbijslagen voor de drie kinderen. Daarnaast ontvangt hij ook volledige DUI kinderbijslag omdat hij heeft nagelaten de DUI instanties (de Familienkasse –FK-) te informeren. Toen dit bij die instanties bekend werd is het besluit tot toekenning ingetrokken en de uitbetaalde gelden van verzoeksters echtgenoot teruggevorderd.
Verweerster FK stelt naar aanleiding van Wageners verzoek vast dat zij recht heeft op ‘Differenzkindergeld’ (verschil tussen de DUI kinderbijslag en de ZWI gezinsbijslagen) maar slechts voor één kind, omdat de ZWI gezinsbijslagen hoger zijn dan de DUI kinderbijslag.
Verzoekster is het daar niet mee eens. Zij vindt het Differenzkindergeld te laag (door hantering van een onjuiste wisselkoers) en de weigering voor de andere twee kinderen onterecht. De FK verwerpt het bezwaar.
Partijen worden het niet eens over de grondslag van de omrekening. Verzoekster meent dat Vo 883/2004, 987/2009 en het besluit H3 over de wisselkoersen van toepassing zijn. Het gaat dan met name om besluit H3, dat volgens FKK pas sinds 1 april 2012 in werking is.

De verwijzende DUI rechter constateert dat er verschillende opvattingen in de nationale rechtspraak bestaan welke verordening in deze kwestie van toepassing is. Hij vraagt zich daarnaast af welke dag precies moet worden verstaan onder ‘dag van betaling’ in Vo. 574/72, en besluit de volgende vragen aan het HvJEU voor te leggen:
1) Moet in omstandigheden zoals die in het hoofdgeding, waarin een Duitse kas voor gezinsbijslagen op 17 oktober 2012 op grond van artikel 10, lid 1, sub a, van verordening (EEG) nr. 574/72 voor de periode van oktober 2006 tot en met november 2011 kinderbijslag ten belope van het verschil met de gezinsbijslagen van de Zwitserse Bondsstaat heeft toegekend en (door verrekening) uitbetaald, de omrekening van de Zwitserse gezinsbijslagen van Zwitserse frank naar euro gebeuren overeenkomstig artikel 107, lid 1, van verordening (EEG) nr. 574/72, artikel 107, lid 6, van verordening (EEG) nr. 574/72 of artikel 90 van verordening (EG) nr. 987/2009 juncto besluit nr. H3 van 15 oktober 2009 betreffende de in aanmerking te nemen datum voor het bepalen van de omrekeningskoersen als bedoeld in artikel 90 van verordening (EG) nr. 987/2009 (PB C 106, blz. 56)?
2) Indien het antwoord op de eerste vraag luidt dat de omrekening geheel of gedeeltelijk moet gebeuren overeenkomstig artikel 107, lid 6, van verordening (EEG) nr. 574/72: is in de in de eerste vraag genoemde omstandigheden voor de omrekening bepalend wanneer de te verrekenen buitenlandse bijslag is betaald of is van belang wanneer de binnenlandse bijslag, waarmee de buitenlandse bijslag wordt verrekend, wordt betaald?
3) Indien het antwoord op de eerste vraag luidt dat de omrekening geheel of gedeeltelijk moet gebeuren overeenkomstig artikel 107, lid 1, van verordening (EEG) nr. 574/72: hoe moet in omstandigheden zoals die in het hoofdgeding de referentieperiode krachtens artikel 107, leden 2 en 4, van verordening (EEG) nr. 574/72 worden vastgesteld? Is het voor de omrekening van belang wanneer het Zwitserse verantwoordelijke orgaan de te verrekenen gezinsbijslagen heeft toegekend of uitbetaald?
4) Indien het antwoord op de eerste vraag luidt dat de omrekening geheel of gedeeltelijk moet gebeuren overeenkomstig artikel 90 van verordening (EG) nr. 987/2009 juncto besluit nr. H3 van 15 oktober 2009: op grond van welke bepaling (punt 2, punt 3, sub a, of punt 3, sub b) van besluit nr. H3 van 15 oktober en op welke wijze moeten de gezinsbijslagen worden omgerekend indien naar nationaal recht op zich geen binnenlandse gezinsbijslagen worden toegekend (§ 65, lid 1, punt 2, EStG) en deze enkel op grond van het Unierecht worden toegekend? Is het voor de omrekening van belang wanneer het Zwitserse verantwoordelijke orgaan de te verrekenen gezinsbijslagen heeft toegekend of uitbetaald?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-247/08 Gaz de France-Berliner Investissement; C-16/09 Schwemmer;  C-611/10 en C-612/10 Hudzinski e.a.; C-257/10 Bergström
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten