C-251/20 Gtflix Tv

Contentverzamelaar

C-251/20 Gtflix Tv

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     7 augustus 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     24 september 2020

Trefwoorden : rechterlijke bevoegdheid; rectificatie van content op internet; schadevergoeding;

Onderwerp :

•          Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken;

 

Feiten:

De Tsjechische onderneming Gtflix Tv, die content voor volwassenen produceert en uitzendt via onder meer haar website, verwijt DR (regisseur, producent en distributeur van pornografische films) dat hij zich op verschillende websites en fora heeft schuldig gemaakt aan smadelijke uitlatingen. Nadat Gtflix Tv hem had aangemaand deze uitlatingen te verwijderen, heeft zij een kort geding aangespannen tegen DR. Zij vorderde daarbij in de eerste plaats veroordeling van DR om zich voortaan te onthouden van elke smadelijke uitlating over haar en de website ‘legalporno’ en om op elk van de betrokken fora een rectificatie in het Frans en het Engels te publiceren. In de tweede plaats vorderde zij dat haar werd toegestaan om zelf een reactie op de betrokken fora te posten. Tot slot vorderde zij betaling van één symbolische euro ter vergoeding van haar economische schade en eenzelfde bedrag ter vergoeding van haar immateriële schade. DR heeft – geslaagd – een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen bij deze rechter. In hoger beroep bij de verwijzende rechter heeft Gtflix Tv haar vorderingen herhaald en de gevorderde materiële en immateriële schade verhoogd naar 10 000 EUR.

 

Overweging:

De vraag van de verwijzende rechter is bepalend voor de beslechting van het geding en stelt – volgens de verwijzende rechter – een ernstig uitleggingsprobleem van het Unierecht aan de orde, aangezien het belang van goede rechtsbedeling wellicht rechtvaardigt dat de rechter die bevoegd is om kennis te nemen van de vordering strekkend tot rectificatie van gegevens en verwijdering van reacties, bij uitsluiting bevoegd is om kennis te nemen van  de vordering tot toekenning van een schadevergoeding, die noodzakelijkerwijs afhangt van de eerste vordering.

 

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 7, punt 2, van verordening nr. 1215/2012 aldus worden uitgelegd dat een persoon die [Or. 7] zijn rechten geschonden acht door de verspreiding van smadelijke uitlatingen op internet en die zowel rectificatie van de gegevens en verwijdering van de content vordert als vergoeding van de daaruit voortvloeiende immateriële en economische schade, overeenkomstig het arrest eDate Advertising (punten 51 en 52) een vordering tot vergoeding van de geleden schade kan instellen bij de rechterlijke instanties van elke lidstaat op het grondgebied waarvan online geplaatste content toegankelijk is of is geweest, dan wel aldus dat hij deze schadevordering krachtens het arrest Svensk Handel (punt 48) moet instellen bij de rechter die bevoegd is om rectificatie van de gegevens en verwijdering van de smadelijke reacties te gelasten?”

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-194/16); (C-68/93); eDate Advertising e.a. (C-509/09 en C-161/10); Google/CNIL (C-507/17);

Specifiek beleidsterrein: JenV;