C-256/17

Contentverzamelaar

C-256/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   4 juli 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   20 augustus 2017

Trefwoorden: interne markt, Postdiensten

Onderwerp: - Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, zoals die is gewijzigd met Richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 97/6/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (de richtlijn).

Feiten:

Op 14 september 2015 heeft ACM (verweerster) in haar primaire besluit de tariefruimte voor de universele postdienst voor 2016 vastgesteld. Sandd (Eiseres) maakte bezwaar tegen het besluit, dit bezwaar is bij besluit van 14 juni 2016 ongegrond verklaard door ACM. Sandd heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld welke op verzoek van Sandd versneld werd behandeld. PostNL is uitgenodigd om als partij deel te nemen (derde belanghebbende).

Volgens Sandd is boekhoudkundige scheiding noodzakelijk zodat geverifieerd kan worden of het kostentoerekeningssysteem voldoet aan de wettelijke eisen (de richtlijn). Sandd betoogt dat ACM ten onrechte het ontbreken van een boekhoudkundige scheiding heeft geaccepteerd. Daardoor heeft ACM niet kunnen verifiëren of het kostentoerekeningssysteem voldoet aan de wettelijke eisen. Sandd stelt o.a. verder dat artikelen van Postwet en Postregeling, waaruit volgt dat toerekening van kosten voor de diensten binnen de universele postdiensten als geheel mogelijk is, in strijd zijn met artikel 14 lid 2 van de richtlijn.

Overweging:

1.         Het is de rechtbank niet duidelijk hoe artikel 14 lid 2 van de Postrichtlijn moet worden uitgelegd. Omdat het door PostNL gehanteerde kostentoerekeningsysteem door ACM is goedgekeurd op basis van de nationale wetgeving die niet uitgaat van een verplichte scheiding tussen de verschillende diensten die onder de universele dienst vallen, maar alleen op het niveau van de totaliteit aan diensten en producten binnen enerzijds de universele postdienst en anderzijds de niet-universele postdienst, en de door ACM vastgestelde tariefruimte voor 2016 daarop is gebaseerd, is het de vraag of die toepassing in strijd komt met artikel 14 lid 2 van de Postrichtlijn.

2.         Artikel 12 behoeft ook de nodige uitleg; hoe het woord “elk” moet worden begrepen en of de nationale wetgeving aan dit vereiste vorm geeft door slechts te eisen dat een middeling van tarieven voor de universele postdienst als geheel op de kosten is gebaseerd. Het antwoord op deze vraag kan mede bepalend zijn voor de vraag of het bestreden besluit stand kan houden.

3.         Omdat het (langdurig) hanteren van een gefixeerd rendementspercentage van 11,11% raakt aan het in artikel 12 van de Postrichtlijn (achter het tweede gedachtestreepje) neergelegde vereiste dat de prijzen kostengeoriënteerd zijn en een efficiënte aanbieding van de universele dienst stimuleren, ziet de rechtbank aanleiding ook op dit punt over de uitleg van artikel 12 van de Postrichtlijn een derde prejudiciële vraag te stellen.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 14, tweede lid, van de Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, zoals die is gewijzigd met Richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (de Postrichtlijn) aldus worden uitgelegd dat daaruit volgt dat de nationale wet- of regelgeving er in moet voorzien dat aanbieders van de universele dienst in hun interne boekhouding afzonderlijke rekeningen bijhouden van elk van de diensten en producten die onder de universele dienst vallen om een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen elk van de diensten en producten die onder de universele dienst vallen en diensten en producten die er niet onder vallen of volgt uit dit voorschrift slechts dat een boekhoudkundig onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de diensten en producten die onder de universele dienst vallen en anderzijds diensten en producten die er niet onder vallen?

2) Moet artikel 12, aanhef en achter het tweede gedachtestreepje, van de Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, zoals die is gewijzigd met Richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap zo worden uitgelegd, dat elke afzonderlijke dienst die onderdeel uitmaakt van de universele dienst kostengeoriënteerd moet zijn?

3) Staat het in artikel 12, aanhef en achter het tweede gedachtestreepje, van de Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, zoals die is gewijzigd met Richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap neergelegde vereiste dat de prijzen kostengeoriënteerd zijn en een efficiënte aanbieding van de universele dienst stimuleren eraan in de weg dat voor onbepaalde tijd een vast rendementspercentage wordt gehanteerd waarmee de kosten van de universele postdiensten met het oog op de tariefruimte worden verhoogd?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: CBb 12 september 2012 ECLI:NL:CBB:2012:BYI559, CBb 26 september 2012 ECLI:NL:CBB:2012:BYOI91, CBb 22 juni 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BW9146

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten