C-257/14 Van der Lans

Contentverzamelaar

C-257/14 Van der Lans

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossiers van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   28 juli 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   14 augustus 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   14 september 2014
Trefwoorden: consumentenbescherming; compensatie luchtreizigers

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Vo. (EEG) nr. 295/91 (Pb L 46, blz. 1)

Verzoekster Corina van der Lans heeft verweerster KLM gedagvaard om compensatie te vorderen o grond van Vo. 261/2004 voor een vluchtvertraging in 2009. Zij zou vertrekken vanuit Quito op 13 augustus 2009 om 09.15 lt, maar de vlucht naar Amsterdam vertrok pas op 14 augustus om 19.30 lt. De vlucht is dus met een vertraging van 29 uur uitgevoerd.
Verzoekster vordert € 600 compensatie, maar KLM weigert die te betalen door een beroep op de in artikel 8 lid 3 van de Vo. genoemde ‘buitengewone omstandigheden’ in de Vo. Verzoekster meent dat dit ten onrechte gebeurt omdat niet is aangetoond dat het opgetreden mankement (aan het brandstofsysteem) niet inherent is aan de uitoefening van het luchtvaartbedrijf.
Het probleem aan het toestel werd in Quito geconstateerd. Een te vervangen onderdeel was aldaar niet voorhanden en moest vanuit Amsterdam ingevlogen worden. Er is geen onderzoek gedaan naar de oorzaak van het mankement. Het betreffende onderdeel was nog lang niet aan vervanging toe (er was nog geen 1/5 van de gebruikelijke levensduur voorbij). Fabrikanten zien echter pas noodzaak tot onderzoek als een dergelijk ongebruikelijk incident vaker voorkomt. KLM doet een beroep op de buitengewone omstandigheden omdat zij geen invloed heeft op dit soort verborgen gebreken. Zij meent (door aantoonbaar regelmatig onderhoud) er alles aan gedaan te hebben om gebreken te voorkomen.

De verwijzende NL kantonrechter (Rb Amsterdam) constateert dat het arrest Wallentin-Hermann in de EULS op veel verschillende wijzen is geïnterpreteerd. Verder valt het de kantonrechter op dat in een aanzienlijk aantal zaken dat sinds Wallentin en Sturgeon aan het HvJEU is voorgelegd sprake is van vertraging door mankementen ontdekt tijdens de direct aan de vlucht voorafgaande inspecties, en niet tijdens regulier onderhoud. Een probleem voor beoordeling van onderhavige zaak is naar zijn mening dat de teksten van onderdeel 14 van de considerans respectievelijk artikel 5 lid 3 van de Vo. enerzijds en de overwegingen 21 tot en met 26 van het arrest Wallentin in onderling verband gelezen anderzijds tot interpretatieproblemen leiden. Daarnaast ligt er de vraag hoe te beoordelen dat een luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om vertragingen te beperken tot maximaal drie uur. Hij besluit het HvJEU de volgende vragen voor te leggen:
1. Hoe moet het begrip gebeurtenis in onderdeel 14 van de considerans worden uitgelegd?
2. Buitengewone omstandigheden als bedoeld in voormeld onderdeel 14 vallen, gelet op overweging 22 van het arrest Wallentin, niet samen met de als voorbeeld bedoelde voorvallen van de opsomming die te vinden is in de tweede volzin van onderdeel 14 en welke voorvallen door het Hof als gebeurtenissen worden aangeduid in overweging 22. Is het juist dat de gebeurtenissen als bedoeld in overweging 22 voornoemd niet dezelfde zijn als de gebeurtenis in onderdeel 14 van de considerans?
3. Waaraan moet worden gedacht bij het begrip buitengewone omstandigheden die de gebeurtenis 11 onverwachte vliegveiligheidsproblemen" als genoemd in voornoemd onderdeel 14 vergezellen blijkens overweging 23 van het arrest Wallentin, als onverwachte vliegveiligheidsproblemen zelf geen buitengewone omstandigheden kunnen vormen, gelet op overweging 22, maar daar slechts toe kunnen leiden?
4. Blijkens overweging 23 van het Wallentin arrest kan een technisch probleem gerekend worden tot de 11 onverwachte vliegveiligheidsproblemen" en is het dus een 11 gebeurtenis" in de zin van artikel 22 van het Wallentin arrest; de omstandigheden die deze gebeurtenis vergezellen kunnen desalniettemin als buitengewoon worden aangemerkt als zij een gebeurtenis betreffen die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij en laatstgenoemde hierop geen daadwerkelijke invloed kon uitoefenen, gelet op de aard of de oorsprong van die gebeurtenissen aldus overweging 23 van het Wallentin arrest; volgens overweging 24 is het verhelpen van een technisch probleem dat op gebrekkig onderhoud is terug te voeren, inherent aan de
normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartonderneming; daarom kunnen dergelijke technische problemen geen buitengewone omstandigheden vormen volgens overweging 25 van het Wallentin arrest. Uit deze overwegingen lijkt te volgen dat een technisch probleem dat tot de 11 onverwachte vliegveiligheidsproblemen" hoort, tegelijkertijd een gebeurtenis is welke vergezeld kan gaan van buitengewone omstandigheden, en zelf een buitengewone omstandigheid kan vormen. Welke uitleg moet worden gegeven aan de overwegingen 22 tot en met 25 van het Wallentin arrest, zodanig dat deze schijnbare tegenstrijdigheid wordt opgeheven?
5. De woorden: "inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij" worden in de lagere rechtspraak geregeld uitgelegd als: "samenhangende met de normale activiteiten van de luchtvaartbedrijf" – hetgeen overigens een uitleg is welke past binnen het Nederlandse woord inherent (niet de authentieke tekst van het arrest) - zodat ook bijvoorbeeld botsingen met vogels of aswolken niet als gebeurtenissen in de zin van overweging 23 van het Wallentin arrest worden beschouwd. Andere rechtspraak legt benadruk op de woorden: "en laatstgenoemde hierop geen daadwerkelijke invloed kon uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van de gebeurtenis" eveneens in overweging 23 van het Wallentin arrest. Moet "inherent aan" zo worden uitgelegd dat alleen door de luchtvaartmaatschappij daadwerkelijk te beïnvloeden gebeurtenissen onder dat begrip vallen?
6. In welke zin moet overweging 26 van het Wallentin arrest worden gelezen, althans hoe moet deze overweging worden uitgelegd, in het licht van het antwoord van het Hof op de vragen 4 en 5?
7. a. Als vraag 6 wordt beantwoord in die zin dat technische problemen, te rekenen tot de onverwachte vliegveiligheidsproblemen, buitengewone omstandigheden vormen die tot honorering van een beroep op artikel 5 lid 3 van de Verordening kunnen leiden, indien zij voortvloeien uit een gebeurtenis die niet inherent is aan de uitoefening van het luchtvaartbedrijf en door deze niet kunnen worden daadwerkelijk beïnvloed betekent dit dan dat een technisch probleem dat zich spontaan voordeed en niet aan gebrekkig onderhoud is toe te schrijven en evenmin tijdens een regulier onderhoud is ontdekt (de genoemde A-D checks en de Daily Control hiervoor genoemd onder de feiten) wel of juist niet een buitengewone omstandigheid kan vormen - aangenomen dat het niet kon worden ontdekt tijdens die reguliere onderhoudsbeurten - omdat immers dan geen gebeurtenis kan worden aangewezen als in overweging 26 bedoeld en dus ook niet kan worden vastgesteld of deze inherent is aan de uitoefening van het luchtvaartbedrijf en door de luchtvaartmaatschappij dus niet kan worden beïnvloed?
b. Als vraag 6 wordt beantwoord in die zin dat technische problemen, te rekenen tot de onverwachte vliegveiligheidsproblemen, gebeurtenissen zijn als bedoeld in overweging 22 en het technisch probleem zich spontaan voordeed en niet aan gebrekkig onderhoud is toe te schrijven en evenmin tijdens een regulier onderhoud is ontdekt (de genoemde A-D checks en de Daily Control), is dit technisch probleem dan al dan niet inherent aan de uitoefening van het luchtvaartbedrijf en kan het door deze wel of juist niet worden beïnvloed in de zin van voormelde overweging 26? c. Als vraag 6 wordt beantwoord in die zin dat technische problemen, te rekenen tot de onverwachte vliegveiligheidsproblemen, gebeurtenissen zijn als bedoeld in overweging 22 en het technisch probleem zich spontaan voordeed en niet aan gebrekkig onderhoud is toe te schrijven en evenmin tijdens een regulier onderhoud is ontdekt (de genoemde A-D checks en de Daily Control), welk omstandigheden dienen dit technisch probleem dan te vergezellen en wanner zijn deze omstandigheden als buitengewoon aan te merken zodanig dat een beroep daarop kan worden gedaan in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening?
8. Een luchtvaartmaatschappij kan zich slechts dan op buitengewone omstandigheden beroepen indien zij kan aantonen dat de annulering/vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Is de conclusie juist dat het treffen van alle redelijke maatregelen ziet op het vermijden van het optreden van buitengewone omstandigheden en niet op het treffen van maatregelen om de vertraging binnen de in artikel 5, lid 1, sub c-iii, van verordening nr. 261/2004 in samenhang met de overwegingen 57-61van het arrest Sturgeon (C-402/07) genoemde termijn van 3 uur te houden?
9. In beginsel zijn er twee soorten maatregelen te bedenken om de vertragingen als gevolg van technische problemen tot een maximum van 3 uur te beperken te weten enerzijds het aanhouden van een voorraad reserveonderdelen op meerdere plaatsen in de wereld, dus niet alleen op de thuishaven van de luchtvaartmaatschappij, en anderzijds het overboeken van de passagiers van de vertraagde vlucht. Mogen de luchtvaartmaatschappijen bij het bepalen van de omvang van de voorraad welke zij aanhouden en op welke plaatsen in de wereld zij dit doen, afgaan op wat in de luchtvaartwereld gebruikelijk is, ook bij die maatschappijen die slechts gedeeltelijk onder de werking van de Verordening vallen?
10. Moet de rechter bij het beantwoorden van de vraag of alle redelijke maatregelen zijn getroffen om de opgetreden vertraging als gevolg van technische problemen die de vliegveiligheidsproblemen beïnvloeden, te beperken, rekening houden met omstandigheden die de gevolgen van een vertraging vergroten, zoals de omstandigheid dat het door de technische problemen getroffen vliegtuig, alvorens, zoals in casu, op zijn thuisbasis terug te keren meerdere luchthavens moet aandoen waardoor accumulatie van verloren tijd kan optreden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:  C-402/07 en C-432/07  Sturgeon; C-549/07 Wallentin-Hermann; C-581/10 Nelson; C-629/10 TUI travel
Specifiek beleidsterrein: IenM, mede EZ

Gerelateerde documenten