C-262-20 Glavna direktsia „Pozharna bezopasnost i zashtita na naselenieto“ kam Ministerstvo na vatreshnite raboti

Contentverzamelaar

C-262-20 Glavna direktsia „Pozharna bezopasnost i zashtita na naselenieto“ kam Ministerstvo na vatreshnite raboti

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     5 augustus 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     22 september 2020

Trefwoorden : arbeidstijd; nachtdiensten;

Onderwerp :

•          Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

•          Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd;

 

Feiten:

Verzoeker (VB) is functionaris bij het districtsbureau van Lukovit (Bulgarije) van de hoofddirectie Brandweer en Civiele Bescherming van het ministerie van Binnenlandse Zaken in de functie van ‘hoofd ploegendienst’. In de betrokken periode (03-10-2016 tot en met 03-10-2019) heeft hij gewerkt in wachtdiensten met een duur van 24 uur die telkens voor een tijdvak van drie maanden in het geheel werden afgerekend. Alle overuren die gedurende de periode buiten de normale diensttijd werden gemaakt, zijn voor elk kwartaal met verzoeker afgerekend en aan hem uitbetaald. Tot en met 25-05-2015 werd de door verzoeker gewerkte nachtdienst vermenigvuldigd met 0,143 en werd het resultaat opgeteld bij het totaalaantal gewerkte uren in het tijdvak van afrekening; zo werden zeven uren nachtdienst als acht uur werk afgerekend. Dit was zo geregeld in het besluit van de minister van Binnenlandse zaken van 2014. Het vervolgbesluit van 2015 bevatte geen dergelijke regeling meer. Om deze reden heeft de directie de regeling voor het omzetten van nachtarbeidsuren naar dagwerk bij de afrekening van het werk niet meer toegepast. VB is hiertegen in beroep gegaan.

 

Overweging:

De verwijzende rechter heeft twijfels met betrekking tot voornoemde gang van zaken en wil weten of de doelstellingen van richtlijn 2003/88 vereisen dat de normale duur van de nachtarbeid respectievelijk de nachtdienst korter moet zijn dan de vastgelegde normale duur van dagwerk. Twijfelachtig is ook of, wanneer de lidstaat een normale duur van zeven uur van de nachtarbeid voor alle werknemers in de particuliere sector heeft vastgesteld, het, gelet op het beginsel van gelijke behandeling, is toegestaan dat de duur van de nachtdienst van politieagenten en brandweerlieden in de publieke sector langer is, namelijk acht uur, dat wil zeggen net zo lang als de normale duur van hun dagwerk. Het antwoord op deze vragen is van belang voor de uitkomst van het hoofdgeding.

 

Prejudiciële vragen:

1) Vereist de doeltreffende bescherming krachtens artikel 12, onder a), van richtlijn 2003/88/EG dat de normale duur van de nachtdienst van politieagenten en brandweerlieden korter is dan de vastgelegde normale duur van het dagwerk?

2) Vereist het in de artikelen 20 en 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde gelijkheidsbeginsel dat de normale duur van nachtarbeid van zeven uur die in het nationale recht is vastgelegd voor werknemers in de particuliere sector, ook geldt voor werknemers in de publieke sector, inclusief politieagenten en brandweerlieden?

3) Kan het in overweging 8 van richtlijn 2003/88/EG neergelegde doel om de duur van nachtarbeid te beperken alleen doeltreffend worden bereikt als in het nationale recht uitdrukkelijk de normale duur van nachtarbeid, ook voor werknemers in de publieke sector, is vastgelegd?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Personalrat der Feuerwehr Hamburg (C-52/04); (C-397/01 – C-402/01); (C-519/09); (C-122/17); Praxair MRC (C-486/18);

Specifiek beleidsterrein: BZK; SZW; IenW;