C-267/21 Uniqa Asigurari

Contentverzamelaar

C-267/21 Uniqa Asigurari

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     5 juli 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     21 augustus 2021

Trefwoorden : belastingen; motorrijtuigen;

Onderwerp :

-           Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: btw-richtlijn);

-           Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG van de Raad (Vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering);

-           Het algemeen reglement van de Raad van bureaus, opgenomen in de bijlage bij de beschikking van de Commissie van 28 juli 2003 betreffende de toepassing van richtlijn 72/166/EEG van de Raad wat betreft de controle op de verzekering tegen de aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven;

Feiten:

Uniqa biedt haar cliënten verplichte WA-verzekeringen voor motorrijtuigen met groene kaartdekking aan, geldend voor ongevallen buiten Roemenië in de landen die deel uitmaken van het groene kaart-systeem. Uniqa kent ook schadevergoeding toe voor de eventuele kosten die de verzekerde/benadeelde in civiele procedures maakt. Uniqa heeft aan de corresponderende vennootschappen behandelingsvergoedingen betaald voor de diensten ter afhandeling van de schade-eisen die zij ten behoeve van de cliënten van Uniqa hadden verricht. Uniqa biedt haar cliënten ook ziektekostenverzekeringen voor reizen in het buitenland aan. In dit verband is op 1 april 2004 een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen Coris International, Unita Insurance (thans Uniqa) en Coris Roemenië, op grond waarvan Coris International namens en voor rekening van Uniqa de afhandeling verzorgt van schade-eisen die worden ingediend door houders van ziektekostenverzekeringen voor reizen in het buitenland die Uniqa voor haar cliënten heeft afgesloten, met inbegrip van alle organisatorische, technische en juridische diensten voor de behandeling en afwikkeling daarvan. Naar aanleiding van een belastingcontrole werd een belastingcontroleverslag en een belastingaanslag vastgesteld, waarbij Uniqa werd aangeslagen voor aanvullende btw over de behandelingsvergoedingen ten bedrage van in totaal 3 706 077 RON. Hierop heeft Uniqa bezwaar ingediend, dit bezwaar is afgewezen. Vervolgens heeft Uniqa beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beslissing op bezwaar, tot nietigverklaring van de belastingaanslag en tot vaststelling van de onrechtmatigheid van het opgestelde belastingcontroleverslag. De Curte de Apel București heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en heeft de belastingaanslag voor een deel van de aanvullende aanslag nietig verklaard, op grond dat de verzoekende vennootschap schade had geleden wegens ongerechtvaardigde overschrijding van de duur van de belastingcontrole. Deze rechter heeft geoordeeld dat diensten voor behandeling en afwikkeling van schade-eisen „vergelijkbaar [zijn] met die welke door ingenieurs worden verricht” onder verwijzing naar zaak C-222/09, Kronospan Mielec. Zowel verzoekster als de betrokken belastingautoriteiten hebben tegen dit vonnis een hogere voorziening ingesteld bij de verwijzende rechter. Verzoekster heeft kritiek geuit op de vaststelling van btw betreffende behandelingsvergoedingen over transacties die volgens haar niet op Roemeens grondgebied kunnen worden belast. De belastingautoriteiten zijn opgekomen tegen de gedeeltelijke nietigverklaring van de aanvullende aanslag.

Overweging:

Het Hof heeft de juridische aard van de door corresponderende vennootschappen verrichte diensten al aan de orde gesteld in C-40/15, maar in casu rijst de vraag of deze diensten vallen onder de categorie van soortgelijke diensten die onder artikel 59(1)c) van de btw-richtlijn vallen. Na beantwoording van deze vraag kan de verwijzende rechter precies vaststellen waar zij btw-plichtig zijn.

Prejudiciële vraag:

Kunnen diensten ter zake van de behandeling en afwikkeling van schadegevallen die corresponderende vennootschappen in naam en voor rekening van een verzekeringsmaatschappij verrichten volgens artikel 59 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde worden ingedeeld in de categorie van diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede informatieverwerking en informatieverschaffing?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-167/95; (C-145/96); Commissie/Frankrijk (C-429/97); Commissie/Duitsland (C-401/06); (C-222/09); (C-40/15).

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal