C-276/20 B
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 5 juni 2024 Schriftelijke opmerkingen: 22 juli 2024
Trefwoorden: doeltreffendheidsbeginsel; sanctiegedachte; grondrechten; dieselschandaal
Onderwerp: - Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie: artikel 5. - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 2, 3, 37 en 52.
Feiten: Deze zaak betreft een hervatting van en aanvulling op de eerdere vragen in deze zaak. Zie voor de feiten het eerdere fiche van 5 augustus 2020 (aangehecht bij deze email). Overweging: De verwijzende Duitse rechter heeft nog drie vragen die tot dusverre onbeantwoord zijn gebleven. In het hoofdgeding staat volgens de verwijzende rechter vast dat de software opzettelijk en in strijd met goede zeden is gemanipuleerd. In een andere Hofzaak (C-100/21) ging het volgens de verwijzende rechter niet om een dermate flagrante schending van het Unierecht, wat in een andere vorm van aansprakelijkheid resulteerde. Volgens de verwijzende rechter verschillen deze aansprakelijkheidsvormen niet alleen aanzienlijk wat betreft rechtsgevolgen, ook de kwaliteit van de schending van het Unierecht is geheel anders (opzettelijke en in strijd met de goede zeden of louter uit nalatigheid). Een opzettelijke en in strijd met de goede zeden Unierechtelijke schending kan daarbij tot gevolg hebben dat de sanctiegedachte en het doeltreffendheidsbeginsel meer grenzen stellen aan de verrekening van voordelen dan in het geval van enkele nalatigheid, aldus de verwijzende rechter. In dit kader lijkt het volgens de verwijzende rechter twijfelachtig of de Duitse rechtspraak inzake voordelencompensatie voldoende rekening houdt met de vereisten van het Hof wat betreft doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. Verder stelt de verwijzende rechter dat het in praktijk voor kopers veelal onmogelijk of uitermate moeilijk is om een redelijke schadevergoeding te krijgen. Derhalve betwijfelt de verwijzende rechter of de Duitse rechtspraak voorbij gaat aan het doel van de toepasselijke Unierechtelijke bepalingen om een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen en luchtkwaliteit te verbeteren. Verder stelt de verwijzende rechter dat zowel Europese als nationale rechtspraak op het eerste gezicht geen rekening houdt met de grondrechtelijke dimensie van het dieselschandaal. De verwijzende rechter heeft in dit kader vragen over de toepasselijkheid van het Handvest, en wijst daarbij onder andere op de beschermingsplicht van de overheid en de mogelijke toepasselijkheid van eigen rechten van de natuur.
Prejudiciële vragen: ter aanvulling van de verwijzingsbeschikking van 15 juni 2020, 3. Is er sprake van een „doeltreffende en afschrikkende” sanctie, wanneer een koper van een voertuig dat is uitgerust met een onrechtmatig manipulatie-instrument in de zin van artikel 5 van verordening (EG) nr. 715/2007 moet accepteren dat voordelen worden verrekend met zijn schadeclaim tegen de motor- of motorvoertuigfabrikant en de volgens het nationale recht toepasselijke bepaling van de hoogte van deze voordelen ertoe leidt dat de schadeclaim feitelijk „tot nul” wordt gereduceerd? Moet niet veeleer worden uitgegaan van een te compenseren rest- of minimumschade? 4. Is het verenigbaar met het Unierecht, en in het bijzonder met de sanctiegedachte en het doeltreffendheidsbeginsel, wanneer bij de verrekening van de genoten voordelen met de schadeclaim buiten beschouwing wordt gelaten dat de motor- of motorvoertuigfabrikant opzettelijk en in strijd met de goede zeden gebruik heeft gemaakt van proefbankherkenning, en daarmee bewust Unierecht, met name verordening (EG) nr. 715/2007, heeft overtreden? Moet, althans in dit geval, geen grens worden gesteld aan de verrekening of de aftrek van voordelen? 5. Is het verenigbaar met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”), met name de hieraan inherente beschermings- en bevorderingsplicht, en met de uit het Handvest voortvloeiende eigen rechten van de natuur, dat een schadeclaim vanwege de verrekening van voordelen „tot nul” wordt gereduceerd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-100/21, Mercedes-Benz Group; C-272/19, Land Hessen. Specifiek beleidsterrein: JenV; BZK; IenW; EZK.