C-277/18 Henkel Ibérica Portugal, Unipessoal

Contentverzamelaar

C-277/18 Henkel Ibérica Portugal, Unipessoal

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    25 juni 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    11 augustus 2018

Trefwoorden: vrij verkeer; consumentenbescherming; productveiligheid

Onderwerp:
-           VWEU artikelen 34 en 36;
-           Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid;
-           Richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de consument;
-           Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten;

Feiten:

Verzoekster (Henkel Ibérica) brengt detergenten in de handel en maakt deel uit van het Henkel-concern, waarvan de Duitse vennootschap Henkel KGaA aan het hoofd staat. Verzoekster bracht in Portugal de volgende producten in de handel: het handafwasmiddel Sonalino, de toiletblokjes Sonasol WC Alessi Fresh Surfer, en de toiletblokjes Sonasol WC Alessi Wild Kayak. De detergenten worden aangeboden in gekleurde plastic verpakkingen van 400 ml in de vorm van een pop, met een rode dop in de vorm van een muts en een blauwe tuit. De toiletblokjes met vloeibare inhoud worden aangeboden in een verpakking van plastic en karton en de vloeistof zit in een plastic verpakking van 60 ml in de vorm van twee poppen of van een pop en een surfplank. Verzoekster verhandelde deze producten sinds 2006 tot halverwege december 2007, toen haar door verweerder (commissie voor de veiligheid van diensten en consumptiegoederen) werd verboden om de betrokken producten nog langer te verkopen. Het uiterlijk, de kleur, de vormgeving en het volume ervan kunnen ertoe leiden dat voornamelijk jonge kinderen ze verwarren met speelgoed, hetgeen een ernstig gevaar vormt voor met name vergiftiging bij inslikken, en/of voor oogletsels bij rechtstreekse aanraking met de producten. Het besluit was gebaseerd op technische fiches van de producten en op technische verslagen. Het technische verslag over de producten, opgesteld door het laboratorium voor analytische organische chemie en synthese van het INETI is niet gebaseerd op de chemische of toxicologische analyse van de preparaten.

Overweging:

De vragen rijzen, ten eerste, omdat de Uniewetgeving inzake gevaarlijke preparaten niet specifiek ingaat op het concrete aspect van het risico dat de betrokken producten inhouden, in samenhang met het algemene beginsel van bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de consument. Ten tweede, omdat het de lidstaten verboden is maatregelen vast te stellen die direct of indirect, daadwerkelijk of potentieel de intracommunautaire handel kunnen belemmeren.

Prejudiciële vragen:

1. Is een nationale regeling, die in Portugal is opgenomen in wetsbesluit nr. 69/2005 van 17 maart 2005 en in wetsbesluit nr. 150/90 van 10 mei 1990, en die niet alleen het in de handel brengen verbiedt van producten die de gezondheid en de veiligheid van de consument in gevaar kunnen brengen omdat zij met levensmiddelen kunnen worden verward, maar ook van producten die, omdat zij wegens hun uiterlijk met andere producten (inzonderheid speelgoed) kunnen worden verward, bij een normaal of redelijkerwijs voorspelbaar gebruik de gezondheid en de veiligheid van de consument, met name kinderen, in gevaar kunnen brengen, verenigbaar met het gemeenschapsrecht – in het bijzonder richtlijn 2001/95/EG van de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid, de artikelen 28 en 30 van het Verdrag (zoals vermeld in deze richtlijn) en richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1988?

2. Staan de artikelen 34 en 36 van het Verdrag in de weg aan de toepassing van een nationale regeling die op het nationale grondgebied niet alleen het in de handel brengen verbiedt van producten die kunnen worden verward met levensmiddelen, in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn [87/357], maar ook van andere producten, waarvan het uiterlijk de consument ertoe kan aanzetten ze te gebruiken voor een ander doel dan het doel waarvoor zij zijn ontworpen, ook wanneer het niet gaat om gevaarlijke preparaten in de zin van artikel 2 van richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: /

Specifiek beleidsterrein: EZK; JenV

Gerelateerde documenten