C-277/24 Adjak

Contentverzamelaar

C-277/24 Adjak

Prejudiciële hofzaak    

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    19 juni 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    5 augustus 2024

Trefwoorden: BTW; grondrechten

Onderwerp: 
-    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikelen 205 en 273;
-    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 2;
-    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 17, 41 en 47.

Feiten:
Verzoekende partij ‘M.B’, een voormalig lid van een bestuursorgaan van een vennootschap, heeft een verzoek ingediend bij het hoofd van een belastingkantoor om te worden toegelaten in een belastingprocedure. Deze procedure strekt tot de verificatie van een btw-aangifte en toegang tot stukken in de procedure. Het verzoek werd afgewezen, omdat op grond van nationaal recht de btw-plichtige partij wel hoofdelijk aansprakelijk is voor de belastingverplichtingen, maar niet de hoedanigheid van partij heeft in de procedure. M.B. heeft tegen het besluit beroep ingesteld. 

Overweging:
De verwijzende rechter stelt dat M.B. het recht is ontzegd om actief deel te nemen aan een belastingprocedure waarin een btw-verplichting zal worden vastgesteld voor de (btw-plichtige) vennootschap waarover zij hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld met haar persoonlijk vermogen. Volgens de verwijzende rechter is deze praktijk onder andere in strijd met het recht om haar rechten te verdedigen. 

Prejudiciële vraag:
Moeten de artikelen 205 en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1), zoals gewijzigd, gelezen in samenhang met artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (PB 2016, C 202, blz. 13) (rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten) en artikel 17 (eigendomsrecht), artikel 41 (recht op behoorlijk bestuur) en artikel 47 (recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2016, C 202, blz. 389), en ook het evenredigheidsbeginsel, het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging, die door het recht van de Europese Unie worden gewaarborgd, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling en een daarop gebaseerde nationale praktijk op grond waarvan een natuurlijke persoon [lid van het bestuursorgaan van een rechtspersoon] die met zijn gehele privévermogen hoofdelijk aansprakelijk kan zijn voor de btw-verplichtingen van die rechtspersoon het recht wordt ontzegd om deel te nemen aan een procedure die ertoe strekt in de vorm van een definitief besluit van de belastingdienst de belastingverplichtingen van die rechtspersoon vast te stellen, en deze natuurlijke persoon tegelijkertijd in een afzonderlijke procedure die ertoe strekt zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-verplichtingen van die rechtspersoon vast te stellen, verstoken is van een adequaat middel om eerdere vaststellingen en beoordelingen over het bestaan of de hoogte van de belastingverplichtingen van de rechtspersoon in het definitieve besluit van de belastingdienst dat eerder is vastgesteld zonder deelname van deze natuurlijke persoon doeltreffend te betwisten, waarbij dit besluit vervolgens krachtens een nationale bepaling, bekrachtigd door een nationale praktijk, een precedent vormt in die procedure? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-1/21 Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika; C-604/12 N.; C-432/05 Unibet; C-542/08; C-228/96 en C-228/96; C-243/15 VLK; C-560/14 M.; C-199/11; C-249/13; C-383/13 PPU G. i R.; C-70/15; C-584/10; C-189/18 Glencore Agriculture Hungary; C-927/19 Klaipėdos regiono atliekų tvarkymo centras; C-58/08 Vodafone e.a.; C-286/94, C-340/95, C-401/95 en C-47/96 Molenheide e.a.; C-409/04 Teleos e.a.; C-271/06 Netto Supermarkt; C-189/01

Specifiek beleidsterrein: FIN-Fiscaal; JenV