C-278/21 AquaPri   

Contentverzamelaar

C-278/21 AquaPri   

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     29 juni 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     15 augustus 2021

Trefwoorden : habitat; flora en fauna; milieuvergunning; viskwekerij; stikstof

Onderwerp :

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (habitatrichtlijn);

Feiten:

De onderhavige zaak betreft de milieuvergunning voor een bestaande viskwekerij in een situatie waarin de exploitatie van de viskwekerij en de omvang van haar lozingen van stikstof en andere nutriënten niet zijn gewijzigd ten opzichte van de in 2006 vergunde activiteit. Volgens de rechter in tweede aanleg is er naar aanleiding van de eerder verleende vergunningen geen beoordeling verricht voor de gehele activiteit van de viskwekerij en de cumulatieve effecten van alle viskwekerijen in het gebied, aangezien de bevoegde milieu-instanties slechts de totale bijkomende lozing van de betrokken viskwekerij hebben beoordeeld.

Overweging:

De verwijzende rechter vraagt zich af welke uitlegging moet worden gegeven aan artikel 6(3) eerste volzin, van de habitatrichtlijn en in het bijzonder of volgens deze bepaling een beoordeling moet worden verricht in een situatie waarin de activiteit van de viskwekerij niet is gewijzigd ten opzichte van de eerder vergunde activiteiten en de gehele activiteit en de cumulatieve effecten van alle viskwekerijen in het gebied niet eerder zijn beoordeeld. Verder vraagt de verwijzende rechter zich af in hoeverre het feit dat het nationale stroomgebiedbeheerplan voor de periode 2015-2021 rekening houdt met de aanwezigheid van viskwekerijen in het gebied, aangezien het een bepaalde hoeveelheid stikstof reserveert om te verzekeren dat de bestaande viskwekerijen in het gebied gebruik kunnen maken van hun huidige lozingsvergunningen, relevant is voor de verplichting om een beoordeling in de zin van artikel 6 (3) eerste volzin, van de habitatrichtlijn uit te voeren.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 6, lid 3, [eerste volzin,] van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (habitatrichtlijn) aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op een situatie als de onderhavige, waarin een vergunning is aangevraagd om de exploitatie voort te zetten van een bestaande viskwekerij waarvan de activiteit en de lozing van stikstof en andere nutriënten niet zijn gewijzigd ten opzichte van de activiteit en de lozing die in 2006 waren vergund, maar waarin de gehele activiteit en de cumulatieve effecten van alle viskwekerijen in het gebied niet zijn beoordeeld in het kader van de eerder verleende vergunning voor de viskwekerij, voor zover de bevoegde instanties enkel de totale extra lozing van stikstof etc. door de betrokken viskwekerij hebben beoordeeld?

2. Is het voor de beantwoording van de eerste vraag van belang dat het nationale stroomgebiedbeheerplan voor de periode 2015-2021 rekening houdt met de aanwezigheid van viskwekerijen in het gebied, voor zover daarbij een bepaalde hoeveelheid stikstof is gereserveerd om te verzekeren dat de bestaande viskwekerijen in het gebied gebruik kunnen maken van hun huidige lozingsvergunningen en de werkelijke lozing van stikstof enz. afkomstig van de viskwekerijen binnen de vastgestelde grenzen blijft?

3. Indien in een situatie als de onderhavige een beoordeling overeenkomstig artikel 6, lid 3, [eerste volzin,] van de habitatrichtlijn moet worden uitgevoerd, dient de bevoegde instantie bij die beoordeling dan rekening te houden met de in het stroomgebiedbeheerplan voor de periode 2015-2021 opgelegde beperkingen van de lozing van stikstof en met alle andere relevante informatie en beoordelingen die zouden kunnen voortvloeien uit het stroomgebiedbeheerplan of het Natura 2000-plan voor het gebied?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-127/02 Waddenvereniging en Vogelbeschermingsvereniging; C-275/09 Brussels Hoofdstedelijk Gewest e.a.; C-121/11 Pro-Braine ASBL e.a.; C-226/08 Stadt Papenburg; C-293/17 en C-294/17 Coöperatie Mobilisation for the Environment UA en Vereniging Leefmilieu; C-164/17

Specifiek beleidsterrein: LNV; EZK;