C-280/21 Migracijos departamentas prie Lietuvos Respublikos vidaus reikalu  ministerijos 

Contentverzamelaar

C-280/21 Migracijos departamentas prie Lietuvos Respublikos vidaus reikalu  ministerijos 

Prejudiciële hofzaak  

Termijnen: Motivering departement:     29 juni 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     15 augustus 2021

Trefwoorden : asiel; internationale bescherming; politieke overtuiging

Onderwerp :

Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming;

Feiten:

Op 15-07-2019 heeft verzoeker PI bij verweerder (migratiedienst) een asielaanvraag ingediend. Verzoeker verklaarde dat personen met corrupte banden met de autoriteiten hadden getracht om grootschalige, door zijn onderneming ontwikkelde projecten tegen ongunstige voorwaarden van hem over te nemen. Nadat verzoeker zich had verzet tegen die machtsstructuren, had een van de zakenlieden eind 2015 een strafprocedure aangespannen om hem te intimideren (welke procedure volgens verzoeker ongegrond was en bovendien was ingeleid door middel van corrupte relaties). In januari 2016, nadat verzoeker had ingestemd met de onder bedreiging gestelde eisen, werd de strafprocedure gestaakt. Toen verzoeker evenwel een paar maanden later voor de rechter in zijn land van herkomst trachtte zijn rechten te verdedigen, werd de eerder opgeschorte strafrechtelijke vervolging hervat, werden aanvullende procedurele besluiten genomen en werd besloten verzoeker aan te houden. Op grond van zijn onderzoek van het verzamelde materiaal heeft verweerder bij besluit van 21-09-2020 geweigerd verzoeker asiel te verlenen op grond dat hij niet voldeed aan de bepalingen voor de toepassing van de vluchtelingenstatus zoals vastgelegd in artikel 86 van de vreemdelingenwet en artikel 1 A van het Vluchtelingenverdrag. Bovendien had verzoeker volgens verweerder evenmin de criteria voor verlening van subsidiaire bescherming vervuld. Om die reden werd verzoeker subsidiaire bescherming in Litouwen geweigerd. Verzoeker heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld bij de bestuursrechter in eerste aanleg. Na onderzoek van die zaak heeft die rechter het beroep van verzoeker verworpen en het besluit bevestigd. In hoger beroep vordert verzoeker dat de beslissing van de rechter in eerste aanleg wordt vernietigd en dat er een nieuwe beslissing wordt genomen, waarbij zijn beroep wordt toegewezen. Tevens verzoekt hij het Hof te vragen om een nadere uitlegging van het begrip „politieke overtuiging” in de zin van artikel 10 van richtlijn 2011/95.

Overweging:

Na beoordeling van het verzamelde materiaal, bespreking van de toepasselijke bepalingen en de evaluaties van wetenschappers in verband met de uitlegging en beoordeling van het begrip „politieke overtuiging”, heeft de verwijzende kamer in haar onderzoek gegronde twijfels over de vraag of, in casu, verzet tegen een illegaal opererende en corrupte invloedrijke groepering moet worden gelijkgesteld met een toegeschreven politieke overtuiging in de zin van artikel 10 van richtlijn 2011/95. De beantwoording van deze vraag is van essentieel belang voor de onderhavige zaak, omdat deze – onder meer door de voorrang van het Unierecht te waarborgen – een basis zou scheppen voor een ondubbelzinnige en duidelijke beslissing over de vraag of aan een persoon al dan niet asiel moet worden verleend en tevens de voorwaarden voor een uniforme nationale rechtspraktijk zou scheppen.

Prejudiciële vraag:

Moet verzet tegen een illegaal opererende en corrupte invloedrijke groepering − die een asielzoeker via het staatsapparaat onderdrukt en waartegen als gevolg van omvangrijke corruptie in de staat niet met wettige middelen kan worden opgekomen −, worden gelijkgesteld met een toegeschreven politieke overtuiging in de zin van artikel 10 van richtlijn 2011/95/EU?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: JenV-DMB