C-283/21 Deutsche Rentenversicherung Bund 

Contentverzamelaar

C-283/21 Deutsche Rentenversicherung Bund 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     13 juli 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     29 augustus 2021

Trefwoorden : socialezekerheidsstelsels; pensioen; kinderopvoeding

Onderwerp :

-           Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

-           Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;

-           Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;

Feiten:

Verzoekster, een in 1958 te Aken geboren Duits staatsburger, woonde van 1975 tot 2010 te Vaals, een op Nederlands grondgebied gelegen voorstad van Aken. Zij ging in Aken naar school, doorliep in die plaats een voorbereidende stage en werd aldaar opgeleid tot een door de staat erkend pedagoog. Op 01-08-1978 begon zij aan een onbetaalde eenjarige stage (onbetaald omdat er niet voldoende opleidingsplaatsen beschikbaar waren). Na de succesvolle afronding van haar opleiding heeft verzoekster geen verzekeringsplichtige werkzaamheid op haar vakgebied uitgeoefend omdat het arbeidsbureau in Duitsland haar geen werk kon verschaffen wegens haar woonplaats in Nederland en zij in Nederland wegens haar Duitse opleiding niet als pedagoog werkzaam kon zijn. Verzoekster en haar echtgenoot hebben twee kinderen, die zij in Vaals samen hebben opgevoed. Wegens de beroepswerkzaamheden van de echtgenoot, heeft verzoekster veruit het grootste deel van de opvoeding voor haar rekening genomen. Beide kinderen zijn altijd in Aken naar school gegaan. Op verzoek van verzoekster heeft verweerster, als bevoegd Duits pensioenverzekeringsorgaan, de in verzoeksters pensioenverzekeringsoverzicht opgenomen gegevens t/m 31-12-2007 bindend vastgesteld. Het tijdvak van 15-11-1986 t/m 31-03-1999 werd niet in aanmerking genomen als tijdvak van kinderopvoeding omdat verzoekster haar kinderen in een andere EU-lidstaat heeft opgevoed en in Duitsland tot de aanvang van de opvoeding geen werkzaamheid heeft uitgeoefend. De rechter in eerste aanleg heeft het beroep van verzoekster afgewezen. In hoger beroep heeft verzoekster aangevoerd dat zij weliswaar in Nederland heeft gewoond, maar dat het zwaartepunt van haar leven in Duitsland lag. Verweerster heeft verzoekster tijdens de beroepsprocedure een pensioen wegens volledige arbeidsongeschiktheid toegekend van EUR 109,14 per maand. Indien de in casu aan de orde zijnde tijdvakken van kinderopvoeding wel in aanmerking zouden zijn genomen, zou dat pensioen EUR 349,02 per maand bedragen.

Overweging:

De beslechting van het geschil hangt af van de vraag of een extensieve uitlegging van artikel 44(2) van verordening 987/2009 in het licht van de tot nu toe geldende rechtspraak van het Hof inzake (Duitse) tijdvakken van kinderopvoeding, leidt tot erkenning van verzoeksters tijdvakken van kinderopvoeding en wegens kinderopvoeding in aanmerking te nemen tijdvakken.

Prejudiciële vragen:

1) Is er krachtens de wetgeving van Nederland – als bevoegde lidstaat volgens de bepalingen van titel II van de basisverordening [verordening (EG) nr. 883/2004] – sprake van inaanmerkingneming van een tijdvak van kinderopvoeding in de zin van artikel 44, lid 2, verordening (EG) nr. 987/2009, wanneer het tijdvak van kinderopvoeding in Nederland louter als tijdvak van wonen recht geeft op een pensioen?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

2) Moet dan [artikel] 44, lid 2, van verordening (EG) nr. 987/2009 in de lijn van de arresten van het Hof van 23 november 2000, Elsen (C-135/99 [EU:C:2000:647]) en 19 juli 2012, Reichel-Albert (C-522/10, EU:C:2012:475) extensief worden uitgelegd, in die zin dat de bevoegde lidstaat het tijdvak van kinderopvoeding ook in aanmerking moet nemen wanneer de persoon die het kind opvoedt vóór en na de kinderopvoeding weliswaar alleen pensioentijdvakken wegens opleiding of arbeid in het stelsel van deze staat heeft voltooid, maar direct voor of na de kinderopvoeding geen premies heeft betaald aan dat stelsel?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-135/99; C-522/10;

Specifiek beleidsterrein: SZW