C-287/19 DenizBank

Contentverzamelaar

C-287/19 DenizBank

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 4 juni 2019
Schriftelijke opmerkingen: 21 juli 2019

Trefwoorden : Consumentenbescherming, oneerlijke bedingen; betaaldiensten

Onderwerp :

- Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (richtlijn betreffende betalingsdiensten);

- Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn);

 

Feiten:

Verein für Konsumenteninformation (VfK, verzoekster) heeft een geschil met DenizBank (verweerster) over de bedingen in de algemene voorwaarden die worden gebruikt bij klanten die een bankpas krijgen met NFC-functie (contactloze, kleine betalingen onder €25,- zonder pincode). In deze bedingen staat, in essentie, dat consumenten hun geld niet terugkrijgen bij verlies van de bankpas wanneer er contactloos mee betaald wordt door een derde. In eerste instantie heeft de rechter de vorderingen m.b.t. de bedingen toegewezen aangezien hij ze onbillijk vond, want volgens de rechter kon de aanvullende functie van een contactloze betaling zonder authenticatie niet als betaalinstrument worden aangemerkt. Hiermee is de rechter in tweede instantie het eens, aangezien volgens deze rechter de transacties moet worden behandeld als zijnde creditcard-transacties. De NFC-dienst wordt zonder invoering van de pincode automatisch geactiveerd. Verweerster heeft een verzoek tot “Revision” ingediend, waarbij haar voornaamste argument is dat de bedingen niet nader kunnen worden getoetst op geschiktheid en transparantie omdat zij voldoen aan de letterlijke bepalingen van de richtlijn en de wet.

 

Overweging:

Allereerst wil de verwijzende rechter weten hoe om te gaan met een fictieve toestemming voor mogelijke toekomstige contractuele bepalingen binnen algemene voorwaarden voor betalingsdiensten. Met de tweede prejudiciële vraag wil de verwijzende rechter weten of een NFC-betalingsfunctie van een gepersonaliseerde bankpas een betaalinstrument is in de zin van de richtlijn. Verder wil de verwijzende rechter weten wanneer een betaalinstrument anoniem wordt gebruikt, en dan met name het NFC-betaalinstrument. Laatstelijk wil de verwijzende rechter weten hoe contractbedingen die uitzonderingen bevatten uit de richtlijn betreffende betalingsdiensten zich verhouden tot het recht van de betalingsdienstaanbieder om technische mogelijkheden niet volledig te benutten en zo het risico van aansprakelijkheid voor niet-toegestane betalingen met een NFC-betaalpas bij de consument neer te leggen.

 

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 52, punt 6, onder a), juncto artikel 54, lid 1, van richtlijn (EU) 2015/2366 (richtlijn betreffende betalingsdiensten), krachtens welke de betalingsdienstgebruiker wordt geacht voorgestelde wijzigingen in de voorwaarden te hebben aanvaard tenzij de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat de wijzigingen niet worden aanvaard, aldus worden uitgelegd dat ook met een consument zonder enige beperking een fictieve toestemming voor alle mogelijke contractuele voorwaarden kan worden overeengekomen?

2.a) Moet artikel 4, punt 14, van de richtlijn betreffende betalingsdiensten aldus worden uitgelegd dat de NFC-functie van een gepersonaliseerde multifunctionele bankpas waarmee kleine betalingen ten laste van de daarmee verbonden bankrekening van de klant worden verricht een betaalinstrument is?

2.b) Indien het antwoord op vraag 2.a) bevestigend luidt: Moet artikel 63, lid 1, onder b), van de richtlijn betreffende betalingsdiensten, die betrekking heeft op de derogatie voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch geld, aldus worden uitgelegd dat een contactloze betaling van een klein bedrag met behulp van de NFC-functie van een gepersonaliseerde multifunctionele bankpas moet worden aangemerkt als anoniem gebruik van een betaalinstrument in de zin van de derogatie?

3) Moet artikel 63, lid 1, onder b), van de richtlijn betreffende betalingsdiensten aldus worden uitgelegd dat een betalingsdienstaanbieder zich alleen op deze derogatie kan beroepen indien kan worden aangetoond dat het betaalinstrument in het licht van de objectieve stand van de techniek niet kan worden geblokkeerd of verder gebruik ervan niet kan worden verhinderd?

 

Specifiek beleidsterrein: EZK, FIN

Gerelateerde documenten