C-287/20 Ryanair

Contentverzamelaar

C-287/20 Ryanair

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     6 oktober 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     22 november 2020

Trefwoorden : compensatie luchtreizigers

Onderwerp :

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91;

 

Feiten:

Verzoekers vorderen van verweerster compensatie ten bedrage van €500omdat hun vlucht werd geannuleerd. Reden voor de annulering was een staking van verweersters cabinepersoneel en piloten. Nadat de staking drie dagen van tevoren was aangekondigd, heeft verweerster geprobeerd zo veel mogelijk vluchten uit te voeren. Desondanks moest volgens haar de litigieuze vlucht worden geannuleerd. Zowel ruim van tevoren als direct voorafgaand aan de staking zijn onderhandelingen gevoerd met vertegenwoordigers van de werknemers, die echter niet tot een definitieve oplossing hebben geleid. Verweerster heeft verzoekers op de dag van vertrek van de vlucht over de annulering geïnformeerd. Volgens verzoekers is een staking door het eigen cabinepersoneel niet aan te merken als “buitengewone omstandigheid” in de zin van artikel 5(3) van verordening 261/2004. Volgens verweerster vormt een door de vakbond georganiseerde staking een buitengewone omstandigheid, ongeacht of de stakende personeelsleden werknemers zijn van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.

 

Overweging:

De beantwoording van de prejudiciële vraag is beslissend voor de beslechting van het geding. De verwijzende rechter vermoedt dat het Hof, indien het een “wilde staking” reeds als een gebeurtenis beschouwt waarop invloed kan worden uitgeoefend (C-195/17), a fortiori zal aannemen dat invloed kan worden uitgeoefend op een door de vakbond georganiseerde staking van de eigen werknemers (bijvoorbeeld doordat de luchtvaartmaatschappij met de betrokken vakbond een akkoord sluit), zodat er waarschijnlijk geen sprake is van “buitengewone omstandigheden”. 

Prejudiciële vraag:

Is een door een vakbond georganiseerde staking van het eigen personeel van een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, aan te merken als een „buitengewone omstandigheid” in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004? Is het hierbij van belang of er  voorafgaand aan de staking onderhandelingen zijn gevoerd met de  werknemersvertegenwoordiging(en)?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-195/17;