C-288/22 Administration de l'Enregistrement, des Domaines et de la TVA   

Contentverzamelaar

C-288/22 Administration de l'Enregistrement, des Domaines et de la TVA   

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    8 augustus 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    25 september 2022

Trefwoorden: BTW, naamloze vennootschappen, bestuurder, tantièmes

Onderwerp: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Feiten:

Advocaat TP is lid van de raad van bestuur van een aantal naamloze vennootschappen naar Luxemburgs recht, te weten een in Luxemburg gevestigde bank, een holding van een aan de beurs van Frankfurt genoteerde logistieke groep  en twee holdings van een aan de beurs van Parijs genoteerde farmaceutische groep. Als lid van deze raden neemt hij deel aan de vorming van besluiten inzake de boekhouding, risicomanagement en de door de betrokken groep te volgen strategie en stelt hij mede voorstellen op die aan de aandeelhoudersvergaderingen worden voorgelegd. De dagelijkse leiding van de eerste twee vennootschappen is in handen van een directiecomité, dat bestaat uit gedelegeerd bestuurders of directeurs-bestuurders. De twee andere vennootschappen verrichten geen werkzaamheden waarvoor een directiecomité nodig is. Op 28-07-2020 heeft de btw-dienst ambtshalve btw geheven over de tantièmes die TP in 2019 als bestuurder had ontvangen. Bij besluit van 23-12-2020 is de ambtshalve geheven belasting bevestigd op grond dat bestuurders van een vennootschap zelfstandig een economische activiteit verrichten en dus niet aan de heffing van btw ontkomen. TP betwist dat zijn tantièmes aan btw zijn onderworpen. Hij zet uiteen dat een lid van de raad van bestuur zijn werkzaamheden niet als zelfstandige verricht, maar als lid van een collectief orgaan dat de rechtspersoon vertegenwoordigt. De btw-dienst betoogt dat TP als bestuurder een economische activiteit verricht, aangezien die activiteit permanent is en hij hiervoor als tegenprestatie een vergoeding ontvangt.

Overweging:

Het geschil tussen partijen heeft in wezen betrekking op de begrippen „economische activiteit” die „zelfstandig” wordt verricht in de zin van artikel 9, lid 1, van de btw-richtlijn. Volgens de rechtspraak van het Hof wordt „een activiteit aldus in de regel als economisch beschouwd wanneer zij duurzaam wordt verricht en de verrichter een vergoeding ontvangt.” Derhalve moet worden onderzocht of tantièmes die een lid van de raad van bestuur van een naamloze vennootschap naar Luxemburgs recht ontvangt, „de werkelijke tegenwaarde vormen voor de aan de ontvanger verleende dienst” en of er „een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de ontvangen tegenwaarde”. Beide partijen in het geding verzoeken de Tribunal d’arrondissement om het Hof de vraag voor te leggen of tantièmes die een natuurlijke persoon als lid van de raad van bestuur van een naamloze vennootschap naar Luxemburgs recht ontvangt, moeten worden geacht een vergoeding te zijn als tegenprestatie voor de diensten die voor deze vennootschap zijn verricht. Voor zover de Tribunal d’arrondissement bekend is, heeft het Hof deze vraag nog niet onderzocht. Daarnaast moet om te beoordelen of een persoon zelfstandig een economische activiteit verricht in de zin van artikel 9 van de btw-richtlijn, worden nagegaan of hij zich in de uitoefening van die activiteiten in een verhouding van ondergeschiktheid bevindt ten aanzien van de persoon die hem in diens functie heeft benoemd. In casu moet dus worden onderzocht of een bestuurder ondergeschikt is aan de naamloze vennootschap die hem in diens functie heeft benoemd. „Om vast te stellen of er sprake is van een dergelijke ondergeschiktheidsverhouding moet worden nagegaan of de betrokken persoon zijn activiteiten in eigen naam, voor eigen rekening en onder zijn eigen verantwoordelijkheid verricht en of hij het aan die activiteiten verbonden economische risico draagt.

Prejudiciële vragen:

1) Verricht een natuurlijke persoon die lid is van de raad van bestuur van een naamloze vennootschap naar Luxemburgs recht, een ‚economische’ activiteit in de zin van artikel 9 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en moeten meer in het bijzonder de door deze persoon ontvangen tantièmes worden geacht een vergoeding te zijn als tegenprestatie voor de diensten die voor deze vennootschap zijn verricht?

2) Verricht een natuurlijke persoon die lid is van de raad van bestuur van een naamloze vennootschap naar Luxemburgs recht, zijn activiteit zelfstandig in de zin van artikel 9 en artikel 10 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-355/06), IO (TVA - Activité de membre d’un conseil de surveillance) (C-420/18), Commissie/Finland (C-246/08)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal