C-289/17 Collect Inkasso e.a

Contentverzamelaar

C-289/17 Collect Inkasso e.a

  

Prejudiciƫle hofzaak.

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   11 juli 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   27 augustus 2017

Trefwoorden: (niet-betwiste) schuldvorderingen; vormvereisten

Onderwerp: verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen

Verzoeksters, twee incassobureaus en een bank, hebben (in vijf aparte procedures) begin 2008 de verwijzende rechter gevraagd volgens de versnelde procedure tot het verkrijgen van een executoriale titel voor niet-betwiste vorderingen de vijf verweerders te sommeren tot het betalen van een schuldvordering. Geen van de verweerders betwist de vordering. De verzoeken van verzoeksters tot afgifte van een Europese executoriale titel voor dwangbevelen worden echter door de rechter alle afgewezen op grond van vormfouten (niet-naleving van de voorschriften van de artikelen 6.1 c, 17 a en 18 van Vo. 805/2004. Verzoeksters hebben tegen die beslissing beroep ingesteld.

De verwijzende EST rechter (Rb Tartu) heeft vastgesteld dat in alle gevallen niet is voldaan aan de in hoofdstuk III van Vo. 805/2004 gestelde (vorm)vereisten. Zo ontbreekt  in de documenten het adres van de instantie waaraan verweerders het antwoord moeten zenden. De rechter vraagt zich af of het waarmerken van rechterlijke beslissingen als Europese executoriale titel strikt verlangt dat alle in artikel 17, onder a), van Vo.805/2004 ter betwisting van de vordering opgesomde vormvereisten in de aan de schuldenaar overgelegde stukken zijn vermeld, of indien een Europese executoriale titel ook kan worden verstrekt wanneer bepaalde van de in genoemd artikel opgesomde gegevens niet aan de schuldenaar zijn meegedeeld, maar de rechterlijke instantie die de Europese executoriale titel afgeeft ervan uitgaat dat de aan de schuldenaar verstrekte informatie voldoende is om de schuldenaar in staat te stellen zijn recht van verweer uit te oefenen. In de EST rechtspraak is deze vraag niet eenduidig beantwoord. De verwijzende rechter is van mening dat alle opgesomde gegevens aan de schuldenaar moeten worden medegedeeld, waarbij hij verwijst naar het oordeel van het HvJEU in zaak C-292/1 (enge uitleg van de voorwaarden).

Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:

1. Moet artikel 17, onder a), van verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen aldus worden uitgelegd dat alle in artikel 17, onder a), van de verordening opgesomde gegevens duidelijk moeten zijn vermeld in of tegelijk met het stuk dat het geding inleidt, het gelijkwaardig stuk of enigerlei dagvaarding voor een terechtzitting? Is het in het bijzonder uitgesloten dat een rechterlijke beslissing volgens artikel 3, lid 1, onder b), artikel 6, lid 1, onder c), en artikel 17, onder a), van deze verordening als executoriale titel wordt gewaarmerkt indien het adres van de instantie waaraan het antwoord moet worden gezonden niet aan de schuldenaar werd meegedeeld, hoewel alle andere in artikel 17, onder a) opgesomde gegevens hem werden meegedeeld?

2. Moet artikel 18, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen aldus worden uitgelegd dat wanneer de procedure in de lidstaat van oorsprong niet aan de vormvereisten van artikel 17 van verordening (EG) nr. 805/2004 voldeed, dit vormgebrek slechts kan worden hersteld wanneer de schuldenaar in of tegelijk met de beslissing naar behoren in kennis is gesteld van alle in artikel 18, lid 1, onder b), van deze verordening opgesomde gegevens? Is het in het bijzonder uitgesloten dat een Europese executoriale titel wordt afgegeven indien het adres van de instantie waarbij het rechtsmiddel moet worden ingesteld niet aan de schuldenaar is meegedeeld, hoewel alle andere in artikel 18, lid 1, onder b) vermelde gegevens hem werden meegedeeld?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-292/10 G;

Specifiek beleidsterrein: VenJ