C-289/18 KAMU
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 22 juni 2018 Schriftelijke opmerkingen: 8 augustus 2018 Trefwoorden: compensatie luchtpassagiers Onderwerp: - Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: verordening); Feiten: Verzoekster (Kamu) is een onderneming die zich toelegt op de afdwinging van compensatieclaims van luchtreizigers krachtens de verordening. Verweerster is een Turkse luchtvaartmaatschappij. Derman en Neriman boekten bij verweerster een vlucht van Wenen naar Istanbul. De vlucht vertrok met een vertraging van drie uur en 45 minuten zodat beide passagiers niet om 17.40 uur maar pas om 21.25 uur in Istanbul aankwamen. Hun eindbestemming was echter niet Istanbul maar Elazig. In principe was het mogelijk geweest om diezelfde avond nog vanuit Istanbul verder te vliegen naar Elazig. Derman en Neriman stapten echter pas de daaropvolgende dag op de vlucht naar Elazig, ook bij verweerster geboekt, die volgens schema vertrok zodat ze stipt in Elazig arriveerden. Het is niet bekend waarom zij een dag later pas verder vlogen. Verzoekster vordert van verweerster een compensatie op grond van de vertraging van de vlucht Wenen-Istanbul (€500,- in totaal). Verweerster voert aan dat Elazig, en niet Istanbul, de eindbestemming is geweest. De verbindingsvlucht Istanbul-Elazig is dus aan te merken als een rechtstreeks aansluitende vlucht. De passagiers zijn stipt gearriveerd op hun eindbestemming en dat zou het enige moeten zijn wat telt volgens verweerster. Verzoekster stelt dat de verbindingsvlucht Istanbul-Elazig niet kan worden aangemerkt als een rechtstreeks aansluitende vlucht in de zin van artikel 2h) van de verordening. Het was ook mogelijk geweest om een vroegere vervolgvlucht van Istanbul naar Elazig te nemen. Tussen beide vluchten bestaat bijgevolg geen rechtstreeks verband. De gelijktijdige boeking van beide vluchten volstaat niet als grondslag voor een dergelijk verband. De rechter in eerste aanleg verwierp de vordering van verzoekster en baseerde zich daarbij op C-11/11. Verzoekster ging hiertegen in beroep. Overweging: Op de vraag in hoeverre een deeltraject nog als rechtstreekse aansluiting kan worden beschouwd, heeft het Hof tot op heden nog geen definitief antwoord gegeven, en in het bijzonder niet welke factoren daarbij in aanmerking te nemen zijn. Het blijft vooral ongewis of het bij de beoordeling op een tijdscomponent aankomt en, indien ja, hoe daaraan concreet invulling moet worden gegeven en waarmee voorts nog rekening moet worden gehouden. Prejudiciële vragen: Is een aansluitende vlucht van op de luchthaven van bestemming van de voorafgaande vlucht die een passagier gezamenlijk met de eerste vlucht boekte en waarvoor hij slechts één vliegticket met één ticketnummer ontving, met inachtneming van een geplande overstaptijd tussen beide vluchten van iets meer dan 13 uur, aan te merken als „rechtstreeks aansluitende vlucht” in de zin van artikel 2, onder h), van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Folkerts C-11/11; Sturgeon e.a. C-402/07; Nelson e.a. C-581/10. Specifiek beleidsterrein: IenW