C-29/16 HanseYachts

Contentverzamelaar

C-29/16 HanseYachts

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   4 maart 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       19 maart 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   19 april 2016
Trefwoorden: EEX; bevoegde rechter; forumshopping

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb 2001, L 12, blz. 1) (EEX-verordening)

Verzoekster is gevestigd in Greifswald/DUI en vervaardigt motor- en zeiljachten. Zij onderhoudt zakelijke betrekkingen met (eerste) verweerster Port D’Hiver Yachting, gevestigd in FRA. In 2010 verkoopt verzoekster een motorjacht aan verweerster dat op 18-05-2010 wordt overgedragen, naar FRA vervoerd en in de Middellandse Zee in de vaart wordt gebracht. Partijen sluiten daarop een ‘dealerovereenkomst’ waarbij DUI recht van toepassing wordt verklaard en de Rb Greifswald als exclusief bevoegde rechter wordt aangewezen. De boot wordt doorverkocht aan tweede verweerster Société Maritime Cote D’Azur (SMCA) die in 2011 bij de Rb Marseille een conservatoire bewijsprocedure instelt op grond van de dealerovereenkomst wegens vermeende gebreken (motorschade) aan het jacht. In die procedure zijn ook de fabrikant van de motor en de verzekeraar partij. In 2013 wordt ook verzoekster procespartij. In januari 2015 stelt SMCA vervolgens een schadevergoedingsprocedure in bij de Rb Toulon voor de in de bewijsprocedure gemaakte kosten op grond van de in het FRA vervoerswetboek geregelde fabrieksgarantie voor verborgen gebreken.
Verzoekster vraagt op 21-11-2014 een verklaring voor recht bij het Landgericht Stralsund dat verweersters geen vorderingen tegen haar geldend kunnen maken in verband met de verkoop van de boot. De bevoegdheid van de geadieerde rechter vloeit voort uit de dealerovereenkomst en Greifswald is de plaats van uitvoering van de overeenkomst. Zij stelt dat de Rb niet verplicht is de zaak krachtens artikel 27 van Vo. 44/2001 aan te houden omdat de zaak door de conservatoire bewijsprocedure in FRA nog niet aanhangig is geworden maar door haar eerder (in november 2014) aangebracht dan de procedure in Toulon (januari 2015). Verweersters stellen echter dat de twee in FRA lopende procedures één enkele procedure vormen die al in 2011 is ingeleid.

De verwijzende DUI rechter (Landgericht Stralsund) moet beslissen of de bij hem aanhangig gemaakte procedure kan worden voortgezet. De vraag is of ervan moet worden uitgegaan dat de procedure in FRA reeds is ingeleid met het verzoek tot uitvoering van de zelfstandige bewijsprocedure in 2011. Er is geen sprake van een forumkeuzebeding tussen partijen zodat de FRA rechter volgens artikel 5, lid 3 van Vo. 44/2001 bevoegd is (onrechtmatige daad in FRA). In de zin van Vo. 44/2001 is sprake van een procedure tussen dezelfde partijen en betreffende hetzelfde onderwerp. Het doel van artikel 30 van Vo. 44/2001 is om misbruik van technische procedureverschillen binnen de EU, bijvoorbeeld door ‘forumshopping’, te voorkomen.
Zijn aan het HvJEU voorgelegde vraag luidt als volgt:
“Wanneer het procesrecht in een lidstaat voorziet in een zelfstandige bewijsprocedure, waarbij op bevel van het gerecht een beroep wordt gedaan op een deskundige (hier: de „expertise judiciaire” uit het Franse recht), en wanneer in deze lidstaat een dergelijke zelfstandige bewijsprocedure wordt uitgevoerd en aansluitend in dezelfde lidstaat op grond van het resultaat van de zelfstandige bewijsprocedure een beroep in rechte tussen dezelfde partijen wordt ingesteld:
Is in dat geval het stuk waarbij de zelfstandige bewijsprocedure is ingeleid al een „stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk” in de zin van artikel 30, punt 1, van verordening (EG) nr. 44/2001? Of moet pas het stuk waarbij het beroep in rechte is ingeleid worden aangemerkt als „stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk”?
Aangehaalde jurisprudentie: C-104/03 St Paul Dairy; C-133/11 Folien Fischer; C-452/12 Nipponka
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten