C-290/15 D'Oultremont ea

Contentverzamelaar

C-290/15 D'Oultremont ea

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   31 juli 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   17 augustus 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   17 september 2015
Trefwoorden: milieu; energie (windmolenparken); milieu-effectrapportage (MER)

Onderwerp
Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s

Op 21-02-2013 keurt de Waalse regering (verweerster) het ‘referentiekader voor de inplanting van windmolens in het Waals gewest’ goed. Hierin zijn (milieu-)criteria vastgelegd en streefcijfers voor windenergie. Op 11-07-2013 wordt een voorlopige kaart met de best gelegen zones in Wallonië vastgesteld, met daaraan volgend een MER en een openbaar onderzoek. Op 27-03-2014 wordt een ontwerpdecreet ingediend (nog niet door het Waalse parlement aangenomen). Dit betreft voornamelijk de (afwijking van) geluidsnormen. Verzoekers bekritiseren het besluit wegens ontbrekende MER. Zij stellen gemotiveerd dat het decreet een plan of programma is in de zin van RL 2001/42. Verweerster stelt dat het overeenkomstig de definitie in arrest Terre Wallonne et Inter-Environnement Wallonie geen plan of programma in de zin van de RL is.
De verwijzende BEL rechter (RvS) oordeelt dat verzoekers ontvankelijk zijn in hun betoog dat RL 2001/42 is geschonden door te stellen dat de bestreden handeling een plan of programma in de zin van de RL is. De RL definieert niet wat onder plannen en programma’s moet worden verstaan. Hij geeft voorbeelden hoe hierover in de rechtsleer wordt gedacht. Hij citeert uitgebreid uit de conclusie van AG Kokott in de Terre wallonne zaak waarin de nadruk ligt op het belang van een MER bij maatregelen die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. RL 91/676 verlangt dat EULS met name in geval van ‘kwetsbare zones’ actieprogramma’s opstellen. In punt 65 geeft Kokott aan dat het begrip ‘kader’ een flexibel begrip is. Het vereist geen definitieve voorschriften, maar omvat ook vormen van beïnvloeding die nog speelruimte laten. De afdeling wetgeving van de RvS heeft bij onderzoek van het ontwerpdecreet opgemerkt dat zij het ‘plan voor de spreiding van windmolens’ als een plan in de zin van RL 2001/42 aanmerkt. Het antwoord op de vraag of de sectorale normen (gedefinieerd als de „normen die van toepassing zijn op de installaties en activiteiten van een territoriale economische sector of van een sector waar rekening moet worden gehouden met een specifiek risico”) een ‘plan of programma’ kunnen vormen, ligt voor de verwijzende rechter niet voor de hand. Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:
“Houden de artikelen 2, onder a), en 3, lid 2, onder a), van richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s, de kwalificatie als „plan of programma” in de zin van deze artikelen in van een regelgevend besluit met verschillende bepalingen inzake de installatie van windmolens, waaronder maatregelen inzake veiligheid, controle, herstel en zekerheidstelling, alsook met geluidsnormen voor planologische zones, welke bepalingen het kader vormen voor de toekenning van administratieve vergunningen waarbij de opdrachtgever het recht wordt gegeven om installaties neer te zetten en te exploiteren die van rechtswege aan milieugevolgenbeoordeling naar intern recht zijn onderworpen?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-105/09 en C-110/09 Terre Wallonne e.a; C-567/10 Inter-Environnement Bruxelles e.a.
Specifiek beleidsterrein: IenM mede EZ

Gerelateerde documenten