C-291/15 EURO 2004 Hungary

Contentverzamelaar

C-291/15 EURO 2004 Hungary

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   4 augustus 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   21 augustus 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   21 september 2015
Trefwoorden: douanewetboek (CDW); transactiewaarde

Onderwerp
Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

Verzoekster doet 04-03-2014 elektronisch aangifte voor het in het vrije verkeer brengen van diverse soorten uit de VRC afkomstige goederen. Als douanewaarde geeft zij het bedrag aan dat op de factuur en in de vrachtbrief wordt vermeld. In afwachting van inspectie krijgt zij toestemming voor de invoer. In juni 2014 stelt verweerster (douane) bij besluit vast dat de douanewaarde hoger is dan in de aangifte vermeld. Verzoekster moet een douane- en een btw-schuld voldoen. In haar motivering geeft verweerster aan dat zij met name de bankverklaring heeft gecontroleerd en dat de inhoud daarvan met de inhoud van de aangifte viel te rijmen, maar verweerster twijfelt aan de juistheid van de douanewaarden van een partij katoenen ovenwanten en een partij microvezeldoeken waarvoor een erg lage factuurprijs per netto kilo berekend was in vergelijking met de statistisch gemiddelde waarde van soortgelijke goederen. Verzoekster wordt opgedragen aan te tonen dat de douanewaarde juist is. Verzoekster levert geen nieuw bewijs maar herhaalt slechts dat zij de in de factuur genoemde prijs aan haar Chinese zakenpartner heeft betaald. Verweerster stelt dan op statistische gegevens de prijs vast (artikel 30, lid 2 CDW). Verzoekster maakt bezwaar dat 12-09-2014 wordt afgewezen op de grond dat de twijfels van verweerster redelijk waren. Daarop gaat verzoekster in beroep waarin zij stelt dat de twijfels van verweerster ongegrond zijn omdat zij heeft aangetoond dat de aangegeven douanewaarde overeenkomt met de door haar betaalde factuur. De lage prijs komt uitsluitend door haar goede handelsbetrekkingen. Verweerster handhaaft haar standpunt; verzoekster heeft niet uitgelegd waarom de prijs ‘abnormaal laag’ is.

De verwijzende HON rechter (bestuurs- en arbeidsrechtbank Zalaegerszeg) stelt vast dat volgens het CDW douanewaarde gelijk is aan transactiewaarde. De door verzoekster daadwerkelijk betaalde prijs is tijdens de procedure aangetoond aan de hand van de stukken. Daaraan wordt door verweerster niet getwijfeld, maar toch heeft zij gezien de twijfels over de aankoopprijs de transactiewaarde op basis van die van soortgelijke goederen vastgesteld. De verwijzende rechter heeft nadere uitleg nodig van artikel 181 bis van Vo. 2454/93 om te kunnen oordelen of verweerster hier terecht mocht afwijken van de methode van vaststellen van de transactiewaarde. Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:
“Moet artikel 181 bis van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale praktijk waarbij de douanewaarde op basis van de „transactiewaarde van soortgelijke goederen” wordt vastgesteld wanneer de aangegeven transactiewaarde is aan te merken als abnormaal laag ten opzichte van de statistisch gemiddelde bij het importeren van soortgelijke goederen gehanteerde aankoopprijs, en daarmee als onjuist, hoewel de douaneautoriteiten de juistheid van de factuur en van het stortingsbewijs, welke stukken zijn overgelegd ten bewijze van de voor de ingevoerde goederen daadwerkelijk betaalde prijs, niet betwisten of anderszins ter discussie stellen, en wanneer de importeur geen nader bewijs ter bepaling van de transactiewaarde heeft geleverd?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-263/06 Carboni e derivati
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten