C-296/15 Medisanus

Contentverzamelaar

C-296/15 Medisanus

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   18 augustus 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   04 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   04 oktober 2015
Trefwoorden:  overheidsopdrachten (medische producten); non-discriminatie

Onderwerp
- VWEU artikel 18 (non-discriminatie)
- Richtlijn 2002/98/EG van 27 januari 2003 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG
- Richtlijn 2014/24/EU van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG (omzettingstermijn 18-04-2016)

Verzoekster wil deelnemen aan een zowel in SLV als in het PbEU aangekondigde aanbesteding van een Algemeen ziekenhuis (verweerder) van 14-01-2015. Het gaat om levering van bloedproducten (humaan albumine en humaan immonuglobine), waarbij is bepaald dat deze uit Sloveens plasma moeten zijn verkregen. Op de vraag van een marktdeelnemer heeft verweerder geantwoord dat er (ook) een opdracht is uitgeschreven voor producten uit ‘buitenlands’ plasma. Verzoekster dient in februari 2015 bezwaar in bij verweerder tot herziening van het bestek. Zij stelt dat de beperking tot SLV plasma erop neerkomt dat enkel het SLV Instituut voor transfusiegeneeskunde een offerte kan indienen omdat dat instituut als enige gerechtigd is bloed van SLV donoren in te zamelen. Andere inschrijvers worden door de gestelde eis uitgesloten van de mogelijkheid tot inschrijven. Dit levert strijd op met EURrecht. Het bezwaar wordt 23-03-2015 afgewezen. Verweerder beroept zich erop dat voor het gebruik van uit SLV plasma verkregen geneesmiddelen op basis van bloed een wetenschappelijke rechtvaardiging bestaat, dat de gestelde eisen conform SLV regelgeving zijn en dat de EU-wetgeving zelfvoorziening promoot (= artikel 110 van RL 2001/83).

De verwijzende SLV rechter (Nationale commissie voor herziening van de procedures inzake de gunning van openbare opdrachten) vraagt zich af of de SLV regeling verenigbaar is met het EURrecht en legt de volgende vraag aan het HvJEU voor:
„Moet richtlijn 2004/18/EG, meer in het bijzonder de artikelen 23, lid 2, 23, lid 8, en 2, van die richtlijn, gelezen in samenhang met
– richtlijn 2001/83/EG, meer in het bijzonder artikel 83,
– richtlijn 2002/98/EG, meer in het bijzonder artikel 4, lid 2,
– het VWEU, meer in het bijzonder artikel 18, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een (op de nationale wettelijke regeling van de Republiek Slovenië, te weten artikel 6, punt 71, ZZdr-2, gebaseerd) voorschrift dat de industrieel vervaardigde geneesmiddelen ‘uit Sloveens plasma verkregen‘ moeten zijn?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-512/12 Octapharma France
Specifiek beleidsterrein: EZ, BZK, VWS

Gerelateerde documenten