C-297/16 CMVRO
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 21 juli 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 7 augustus 2016 Schriftelijke opmerkingen: 7 september 2016
Trefwoorden: diergeneeskunde; vrij verkeer diensten; vrij ondernemerschap; mededinging
Onderwerp: - handvest grondrechten
- VWEU artikel 106 (openbare ondernemingen);
- verordening richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt;
- richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik;
Verzoeker is de Orde van dierenartsen van ROE. Zij heeft verweerster ANSVSA (de ROE nationale autoriteit voor de diergeneeskunde en de voedselveiligheid) gedagvaard en nietigverklaring gevraagd van een rondzendbrief waarmee twee artikelen (43 j en 51 g) van de regeling voor diergeneeskunde zijn ingetrokken. De nationale vereniging van verdelers van producten voor diergeneeskundig gebruik van ROE (ANDPUVR) vraagt en krijgt toestemming voor interventie aan de zijde van verweerster. Verzoeker stelt dat de besluitvorming procedurele mankementen vertoont en dat de bepalingen in strijd zijn met de wet. Het gaat om de exclusiviteit bij detailverkoop van diergeneesmiddelen (de veterinaire apotheek). In de ingetrokken artikelen wordt gepreciseerd dat in het eenheidsregister van dierenartspraktijken enkel de apotheken en de apotheekpunten kunnen worden ingeschreven die uitsluitend in het bezit van dierenartsen zijn. Verzoeker is de instantie die de inschrijvingen bijhoudt. Zij kent de situatie van de dierenartsen in ROE het beste en heeft instrumenten gekregen om naleving van de exclusiviteitsvoorwaarden te waarborgen. De ROE Raad voor de mededinging heeft verweerster 18-02-2015 geïnformeerd dat er mogelijk sprake was van beperking van de mededinging op de markt van de detailverkoop van veterinaire producten via veterinaire apotheken, voortvloeiend uit de bepalingen van bovengenoemd artikel 43 j, één van de redenen om het betwiste besluit te nemen. Het besluit brengt zodanige wijziging dat in de wet wordt verwezen naar de activiteit van de dierenarts en niet naar de activiteit van de entiteit waarin de dierenarts werkt. Er is immers geen wettelijke beperking voor de samenstelling van de entiteit; die hoeft niet enkel uit dierenartsen te bestaan. De interveniënte vordert afwijzing van verzoekers vordering wegens strijd met de ROE (G)wet, met name het eigendomsrecht, en met EUrecht.
De verwijzende ROE rechter (Hof van Beroep Boekarest) oordeelt dat het met name om het exclusiviteitsrecht gaat. Verduidelijkt moet worden of dit recht strijdig is met EUrecht en als dat niet het geval is of een uitoefeningswijze van het beroep van dierenarts die zijn meerderheidsparticipatie of een volledige participatie veronderstelt in de entiteiten via welke de voornoemde verkoop gebeurt, in strijd is met het Unierecht. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Staat het Unierecht in de weg aan een nationale regeling die voorziet in een exclusief recht voor dierenartsen op de detailverkoop en het gebruik van biologische producten, anti-parasitaire middelen voor speciaal gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik?
2. Indien een dergelijk exclusief recht in overeenstemming is met het Unierecht, staat het Unierecht er dan aan in de weg dat een dergelijk exclusief recht ook betrekking heeft op de structuren via welke die verkoop plaatsvindt, in die zin dat die structuren voornamelijk of uitsluitend in handen van één of meerdere dierenartsen zijn?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: EZ