C-299/13 Gielen

Contentverzamelaar

C-299/13 Gielen

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   15 juli 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   29 juli 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   1 september 2013
Trefwoorden: indirecte belastingen

Onderwerp: - Richtlijn 2008/7/EG van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal

Verzoekster Isabelle Gielen eist van verweerder (de BEL MR) vernietiging van wetsartikelen betreffende de belasting op effecten aan toonder, zoals bekendgemaakt in het BEL Stb van 30-12-2011. Zij heeft tezamen met haar twee zoons verschillende aandelen aan toonder van twee vennootschappen. Er is een nieuwe BEL wet die de mogelijkheid van het bezit van aandelen aan toonder schrapt, en de mogelijkheid biedt tot 31 december 2011 kosteloos naar aandelen op naam over te zetten. Zij vraagt (pas) op 21 december 2011 omzetting van die aandelen naar aandelen op naam; door deze late aanvraag lukt het haar niet om de omzetting tijdig te finaliseren. De omzetting dient in aanwezigheid van een notaris plaats te vinden, en de daaraan verbonden belasting moet worden betaald door de uitgevende vennootschappen. Verweerder bestrijdt dan ook dat verzoekster procesbelang heeft omdat hieruit volgt dat er voor verzoekster geen kosten aan de transactie verbonden zijn. Dat zij nu toch voor kosten gesteld wordt omdat de maatschappijen niet snel genoeg gereageerd hebben en de wetswijziging inmiddels doorgevoerd is zegt meer over de verhouding tussen verzoekster en de betreffende maatschappijen dan over de bestreden wetsartikelen. Maar verzoekster vergelijkt de heffing met btw-verrekening en stelt dat de MR het begrip belastingplichtige verwart met belastingbetaler. Zij meent dat deze wijze van verrekening een niet te verantwoorden verschil in behandeling in het leven roept tussen de diverse categorieën effectenbezitters. De MR is echter van mening dat deze belastingheffing niet met btw kan worden vergeleken omdat de bestreden belasting slechts een tijdelijke en eenmalige heffing is.
Verzoekster meent dat door de verplichte omzetting het heffen van belasting strijdig is met RL 2008/7. En strijd met de Grondwet omdat het in de RL vervatte verbod op het heffen van belastingen voor bepaalde personen niet, en voor anderen wel geldt.

De verwijzende BEL rechter (Grondwettelijk Hof) vraagt zich af of de bestreden belasting verenigbaar is met RL 2008/7, en stelt de volgende vraag aan het HvJEU:
“Dient artikel 5, lid 2, van de richtlijn 2008/7/EG van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal aldus te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen het heffen van een belasting op een bij wet verplichte omzetting van effecten aan toonder in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten, en zo ja, kan zulk een belasting worden verantwoord op grond van artikel 6 van de voormelde richtlijn?”

Specifiek beleidsterrein: FIN
Mede EZ

Gerelateerde documenten