C-302/16
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 19 juli 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 5 augustus 2016 Schriftelijke opmerkingen: 5 september 2016
Trefwoorden: luchtvaart; compensatieregeling luchtreizigers.
Onderwerp: - verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) 295/91.
Verzoeker heeft op 10-09-2014 een reis geboekt via de website Gate1 voor een retourvlucht AMS / Paramaribo met SLM (verweerster). Vertrek stond oorspronkelijk gepland voor 14-11-2014 om 15.15 uur. Op 04-11-2014 ontvangt verzoeker een email van Gate1 met een wijziging: de heenvlucht is verplaatst naar 15-11-2014 om 15.15 uur. Verzoeker dient op 20-12-2014 een verzoek tot schadevergoeding in bij SLM die op 05-03-2015 wordt afgewezen: SLM heeft de vluchtwijziging al op 09-10-2014 doorgegeven aan Gate1. De exploitant van Gate1 laat verzoeker weten niet aansprakelijk te zijn voor verzoekers schade, zij zijn slechts bemiddelaar/tussenpersoon en hebben die opdracht vervuld. Een luchtvaartmaatschappij behoudt te allen tijde het recht om een schemawijziging door te voeren, de exploitant verwijst daarvoor naar de vliegticketvoorwaarden maar wijst ook op de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappij om passagiers rechtstreeks in te lichten.
Verzoeker wendt zich 12-06-2015 andermaal met zijn claim tot SLM, maar ook die wordt, bij email van 03-09-2015, afgewezen. De zaak ligt nu voor bij de kantonrechter waar verzoeker van verweerster de forfaitaire schadevergoeding van € 600 + correspondentiekosten + advieskosten + wettelijke rente op grond van artikel 7 van Vo. 261/2004 claimt. Hij verwijt verweerster niet ten minste twee weken tevoren de vertraging in vertrek aan hem te hebben medegedeeld. Verweerster stelt niet-ontvankelijkheid/afwijzing van de eis aangezien verzoeker een reisovereenkomst met agent Gate1 is aangegaan waarvan de vervoersovereenkomst die Gate1 namens verzoeker met SLM is aangegaan onderdeel uitmaakt. Verweerster stelt dat alle agenten al op 09-10-2014, dus tijdig, over de vluchtwijziging zijn geïnformeerd, en dat het vast gebruik is dat de luchtvaartmaatschappijen deze mededelingen doen aan degenen die namens de passagiers de overeenkomst zijn aangegaan.
Bij de verwijzende NL kantonrechter (Rb Noord-Nederland – Groningen) is in geschil of hier sprake is van tijdige mededeling van de wijziging in de door verzoeker geboekte vlucht. Verzoekster heeft aangetoond dat zij op 09-10-2014 een bericht aan Gate1 heeft verzonden en dat Gate1 dat bericht (pas) op 04-11-2014 aan verzoeker heeft doorgestuurd. Voor de kantonrechter blijkt noch uit de tekst van de Vo. noch uit de toelichting daarop op welke wijze de mededeling in een geval als in casu dient te worden gedaan. Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor:
“Welke (formele en materiële) eisen moeten worden gesteld aan de uitvoering van de mededelingsplicht als bedoeld in artikel 5 lid 1 onderdeel c van Verordening 261/2004, indien de vervoersovereenkomst tot stand is gekomen via een reisagent ofwel de boeking is gedaan via een website?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: IenM en EZ