C-304/13 APIA Timis

Contentverzamelaar

C-304/13 APIA Timis

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken met toelichting
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   15 november 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   1 december 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   1 januari 2014
Trefwoorden: landbouw; steunregelingen

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001

Verzoeker, het Agentschap voor betalingen en steunmaatregelen ten behoeve van de landbouw, vraagt de ROEAut om een vraag voor te leggen aan het HvJEU naar aanleiding van een rapport van de ROE Rekenkamer, verweerster in de nationale procedure. De Rekenkamer constateerde in haar rapport dat verzoeker aan diverse landbouwers die belasting- en andere schulden aan overheidsinstanties hebben premies heeft toegekend waarmee zij een nationaal besluit van MinLNV zou hebben geschonden. Verzoeker is van mening dat de voorwaarde geen schulden te hebben bij nationale en/of lokale overheidsinstanties in strijd is met Vo. 1782/2003 omdat in die Vo. een dergelijke voorwaarde niet gesteld wordt. De verwijzende ROE rechter geeft gehoor aan het verzoek en legt de vraag voor aan het HvJEU.
Het Hof heeft echter onvoldoende achtergrond en vraagt een nadere toelichting over de verleende premies. Betreft het ‘rechtstreekse betalingen’ of gaat het om ‘rechtstreekse aanvullende nationale betalingen’ en de data waarop de verzoeken tot betaling zijn ingediend. De verwijzende rechter antwoordt dat het gaat om de ‘rechtstreekse aanvullende nationale betalingen’ over de jaren 2008, 2009 en 2010 aan opfokkers van runderen. Bij de aanvraag voor premies zou verzoeker volgens verweerster geen rekening hebben gehouden met runderen die, volgens de nationale gegevens, niet meer in het bedrijf aanwezig zijn en het feit dat sommige fokkers schulden hadden aan nationale of lokale overheden. Verzoeker blijft echter bij zijn mening dat geen sprake is van strijd met de Verordening. Zij stelt dat sprake is van ‘vergissingen’ in het handboek van de procedure tot toekenning van premies. Het handboek eist namelijk niet dat premiebegunstigden geen schulden hebben op het moment van aanvraag. Daarnaast staat het handboek toe dat de fokkers, zonder nadere controle, op hun blauwe ogen geloofd worden.

De vraag die de verwijzende ROE rechter aan het HvJEU voorlegt luidt als volgt:
“Verzet verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 [tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001], met name de artikelen 115 en 135, zich ertegen dat een staat de toekenning van de premie aan een landbouwer aan bijkomende voorwaarden onderwerpt, die niet in die verordening zijn opgenomen, namelijk de voorwaarde dat die landbouwer „op de datum waarop hij de premie aanvraagt geen schulden bij de nationale en/of de lokale overheid heeft”?

Specifiek beleidsterrein: EZ