C-304/21 Ministero dell Interno

Contentverzamelaar

C-304/21 Ministero dell Interno

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    29 juli 2021
Schriftelijke opmerkingen:                    15 september 2021

Trefwoorden : leeftijdsdiscriminatie; politiecommissaris

Onderwerp :

•          Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

•          Artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

•          Artikel 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

•          Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 (hierna: richtlijn 2000/78/EG)

 

Feiten:

VT heeft geprobeerd deel te nemen aan het vergelijkend onderzoek voor de functie van commissaris van de Polizia di Stato. Daar is hij echter niet in geslaagd omdat hij niet voldeed aan het vereiste van de maximale leeftijd van 30 jaar om hieraan te kunnen deelnemen. VT heeft beroep hiertegen ingesteld en is hangende dat beroep onder voorbehoud toegelaten tot het vergelijkend onderzoek. Hij heeft de toetsen van de voorselectie met goed gevolg afgelegd. Het beroep van VT wordt echter verworpen op grond dat de in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek vastgestelde leeftijdsgrens een redelijke beperking vormt, en in die zin niet in strijd is met de Italiaanse grondwet en evenmin met de Europese regelgeving die discriminatie op grond van leeftijd verbiedt. VT heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. VT voert daarbij aan dat de Italiaanse wettelijke regeling waarin de leeftijdsgrens van 30 jaar is vastgesteld, in strijd is met richtlijn 2000/78/EG, artikel 21 Handvest van de grondrechten en artikel 10 VWEU. Hij betoogt dat deze leeftijdsgrens onredelijke discriminatie inhoudt die op grond van de genoemde bepalingen verboden is.

Overweging:

De verwijzende rechter vraagt zich af of de betreffende Italiaanse regelgeving en de aankondiging van het vergelijkend onderzoek verenigbaar zijn met het Unierecht, aangezien de vaststelling van de betrokken leeftijdsgrens van 30 jaar discriminatie op grond van leeftijd in de zin van artikel 2 van richtlijn 2000/78/EG oplevert die niet wordt gerechtvaardigd op grond van de artikelen 4 en 6 van die richtlijn. Deze vraag is relevant voor de beslissing in het hoofdgeding, omdat VT kan deelnemen aan het betrokken vergelijkend onderzoek indien wordt vastgesteld dat de genoemde bepalingen inderdaad onverenigbaar zijn met het Unierecht. Ter ondersteuning van zijn betoog beroept de verwijzende rechter zich op de

rechtspraak van het Hof van Justitie inzake discriminatie op grond van leeftijd bij de aanwerving van personeel voor militaire en politiekorpsen die met openbare hulpdiensten zijn belast. De verwijzende rechter merkt op dat uit de bewoordingen van de Italiaanse regelgeving blijkt dat de taken van een politiecommissaris hoofdzakelijk van leidinggevende en administratieve aard zijn. Operationele taken van uitvoerende aard waarvoor bijzondere fysieke capaciteiten vereist zijn voor deze functie niet essentieel. De verwijzende rechter is van oordeel dat de betrokken leeftijdsgrens van 30 jaar onevenredig is in het licht van de rechtspraak. De verwijzende rechter wijst erop dat het voorschrijven van lichamelijke-conditietests die, indien zij niet met goed gevolg worden afgelegd, de gegadigde van het vergelijkend onderzoek uitsluiten, volstaat om te waarborgen dat de dienst op de voorgeschreven wijze kan worden verricht. Daarnaast volgt uit het feit dat een deel van de posten van commissaris is voorbehouden aan gegadigden die reeds bij de Polizia di Stato in dienst zijn maar een hogere leeftijd hebben, dat een aanvangsleeftijd van 40 jaar niet absoluut onverenigbaar is met de taken van commissaris van de Polizia di Stato. Tot slot herinnert de verwijzende rechter eraan dat de leeftijdsgrens waarboven het personeel van de Polizia di Stato wordt gepensioneerd 61 jaar is. Volgens de verwijzende rechter garandeert deze pensioenleeftijd ook voor degenen die na de leeftijd van 30 jaar met hun loopbaan beginnen, een adequate diensttijd vóór de pensionering.

Prejudiciële vraag:

Moeten richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000, artikel 3 VEU, artikel 10 VWEU en artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de nationale regeling die is vervat in decreto legislativo nr. 334/2000, zoals gewijzigd en aangevuld, en in de door het Ministero dell’Interno (ministerie van Binnenlandse Zaken) vastgestelde regelingen van secundair recht, waarin voor deelname aan een selectieprocedure voor aanstellingen als commissaris in het kader van een loopbaan als ambtenaar van de Polizia di Stato een leeftijdsgrens van 30 jaar is gesteld?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-258/15; C-416/13

Specifiek beleidsterrein: JenV; BZK