C-305/18 VAS

Contentverzamelaar

C-305/18 VAS

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    28 juni 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    14 augustus 2018

Trefwoorden: milieu; afval; recycling

Onderwerp:

-           Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen;
-           Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s.

Feiten:

Verweerder heeft een wetsbesluit vastgesteld waarin wordt bepaald dat op nationaal niveau de totale afvalverwerkingscapaciteit van de verbrandingsinstallaties die in bedrijf zijn of over een vergunning beschikken wordt vastgesteld bij besluit van de voorzitter van de ministerraad, met uitdrukkelijke vermelding van de capaciteit van elke installatie. De verzoeksters hebben beroep ingesteld tegen dit besluit van de ministerraad en nietigverklaring gevorderd. Verzoeksters voeren aan dat het besluit in strijd is met het beginsel van “afvalhiërarchie” dat kan worden afgeleid uit richtlijn 2008/98, omdat geen voorkeur wordt gegeven aan andere mogelijkheden dan verbranding. Daarnaast wordt aangevoerd dat inbreuk is gemaakt op artikelen 3, 4, en 6 tot en met 12 van richtlijn 42/2001 omdat het besluit niet vooraf is gegaan door een strategische milieubeoordeling (SMB).

Overweging:

De verwijzende rechter verwijst naar de relevante rechtspraak van het Hof welke o.a. stelt dat de lidstaten verplicht zijn maatregelen te nemen om te opties te stimuleren die over het geheel genomen “het beste milieu resultaat overleveren”. Daarnaast verwijst de verwijzende rechter naar een mededeling van de Commissie waarin ook maatregelen worden voorgesteld om verbranding te verminderen en recycling te stimuleren. De rechter overweegt dat de Italiaanse regeling waardoor de capaciteit van energiewinning uit afval wordt verhoogd en de definitie van installaties in deze regeling  als zijnde van prominent nationaal belang, mogelijk in strijd is met richtlijn 2008/98 met name omdat een vergelijkbare kwalificatie niet is toegekend aan andere installaties voor de behandeling van afvalstoffen met het oog op recycling en hergebruik. Met betrekking tot de tweede vraag stelt de rechter dat het besluit binnen de toepassing van richtlijn 2001/42 valt, om deze reden zijn de regels inzake strategische milieubeoordeling van toepassing. Daarnaast stelt de rechter dat het besluit milieueffecten heeft en strategische beoordelingen bevat. Daarom is de rechter van mening dat het besluit niet alleen een erkenning van de bestaande situatie inhoudt, aangezien het invloed op het milieu heeft en het niet mogelijk is om de programmering later te wijzigen.

Prejudiciële vragen:

1. Staan de artikelen 4 en 13 van richtlijn 2008/98/EG, samen met de overwegingen 6, 8, 28 en 31, in de weg aan de nationale primaire wetgeving en de secundaire uitvoeringsregeling – te weten artikel 35, lid 1, van decreto legislativo nr. 133/2014, zoals omgezet in legge nr. 164/2014, en het decreto del Presidente del Consiglio dei Ministri van 10 augustus 2016, gepubliceerd in Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana nr. 233 van 5 oktober 2016 – voor zover daarin alleen de verbrandingsinstallaties die volgens de toelichting in de bijlagen en de tabellen bij het decreto del Presidente del Consiglio dei Ministri in aanmerking worden genomen, worden aangemerkt als infrastructuur en strategische inrichtingen van prominent nationaal belang, waarmee een geïntegreerd en modern stelsel voor het beheer van stedelijk en soortgelijk afval tot stand wordt gebracht en nationale zelfvoorziening wordt gegarandeerd, aangezien de nationale wetgever een dergelijke kwalificatie niet eveneens heeft toegekend aan installaties voor de behandeling van afvalstoffen met het oog op recycling en hergebruik, ondanks dat deze behandelingen in de afvalhiërarchie van de genoemde richtlijn een hogere prioriteit hebben?

Subsidiair, indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord: staan de artikelen 4 en 13 van richtlijn 2008/98/EG in de weg aan de nationale primaire wetgeving en de secundaire uitvoeringsregeling – te weten artikel 35, lid 1, van decreto legislativo nr. 133/2014, zoals omgezet in legge nr. 164/2014, en het decreto del Presidente del Consiglio dei Ministri van 10 augustus 2016, gepubliceerd in Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana nr. 233 van 5 oktober 2016 – voor zover verbrandingsinstallaties voor stedelijk afval daarin worden gekwalificeerd als infrastructuur en strategische inrichtingen van prominent belang met het doel verdere inbreukprocedures wegens niet-uitvoering van de Europese regelgeving op dit gebied te voorkomen en overbodig te maken, en het storten van afval te beperken?

2. Staan de artikelen 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 van richtlijn 2001/42/EG, ook in onderlinge samenhang gelezen, in de weg aan de toepassing van de nationale primaire wetgeving en de secundaire uitvoeringsregeling – te weten artikel 35, lid 1, van decreto legislativo nr. 133/2014, zoals omgezet in legge nr. 164/2014, en het decreto del Presidente del Consiglio dei Ministri van 10 augustus 2016, gepubliceerd in Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana nr. 233 van 5 oktober 2016 – voor zover daarin is bepaald dat de Presidente del Consiglio dei Ministri bij eigen besluit de capaciteit van de bestaande verbrandingsinstallaties kan verhogen, en het aantal, de capaciteit en de regio van vestiging kan bepalen van de verbrandingsinstallaties met energieterugwinning voor stedelijk en soortgelijk afval die moeten worden gebouwd om in de vastgestelde resterende behoefte te voorzien, met het oogmerk geleidelijk een sociaal-economisch evenwicht tussen gebieden van het nationale grondgebied tot stand te brengen, en met inachtneming van de doelstellingen voor gescheiden inzameling van afval en recycling, zonder dat in deze regeling is bepaald dat bij de opstelling van het plan dat uit het decreto del Presidente del Consiglio dei Ministri voortvloeit de regeling betreffende strategische milieubeoordeling als bedoeld in de genoemde richtlijn 2001/42/EG wordt toegepast?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Commissie/Italië, C-323/13; Ragn-Sells, C-292/12; SETAR, C-551/13.

Specifiek beleidsterrein: IenW; EZK

Gerelateerde documenten