C-307/22 FT

Contentverzamelaar

C-307/22 FT

Prejudiciële hofzaak C-307/22 FT

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    6 juli 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    22 augustus 2022

Trefwoorden: persoonsgegevens, verwerkingsverantwoordelijke, inzagerecht, medisch dossier

Onderwerp:

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (AVG)

Feiten:

DW vordert van FT dat zij hem kosteloos een kopie verstrekt van de hem betreffende bestaande medische documenten bij FT. De in Duitsland gevestigde FT is tandarts. DW is door haar behandeld. Hij stelt dat FT daarbij fouten heeft gemaakt. FT stelt zich op het standpunt dat zij een kopie van de patiëntdocumenten slechts hoeft te verstrekken tegen vergoeding van haar kosten. De Duitse rechter in eerste aanleg heeft de vordering van DW toegewezen. De rechter in tweede aanleg heeft het hoger beroep van FT verworpen. Volgens deze rechter is het recht van DW uit hoofde van artikel 15 AVG in het onderhavige geval niet uitgesloten, omdat DW verzoekt om inzage teneinde na te gaan of hij aanspraken op grond van medische aansprakelijkheid kan doen gelden. Met haar beroep tot Revision voor de verwijzende rechter handhaaft FT haar verzoek tot afwijzing van de vordering. Of het beroep tot Revision slaagt, hangt af van het antwoord op de vraag of de rechter in hoger beroep geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de vordering overeenkomstig de bepalingen van de AVG gegrond is. Daartoe moet de AVG, met name artikel 15, lid 3, daarvan, worden uitgelegd.

Overweging:

Met de eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 15, lid 3, eerste volzin, juncto artikel 12, lid 5, AVG aldus moet worden uitgelegd dat de verwerkingsverantwoordelijke niet verplicht is om de betrokkene kosteloos een eerste kopie te verstrekken van diens persoonsgegevens die door de verwerkingsverantwoordelijke zijn verwerkt, wanneer de betrokkene de kopie niet opvraagt voor de in de eerste volzin van overweging 63 genoemde doelstellingen om zich op de hoogte te kunnen stellen van de verwerking van zijn persoonsgegevens en de rechtmatigheid daarvan te kunnen controleren, maar voor een ander doel dat geen betrekking heeft op gegevensbescherming, maar legitiem (in casu: aanspraken op grond van medische aansprakelijkheid) is. Met de onder punt 2 gestelde vragen wenst de verwijzende rechter te vernemen hoe de in het nationale recht vastgestelde regeling van de kosten ten laste van de patiënt moet worden uitgelegd in het licht van de AVG. Daartoe moet uitlegging worden gegeven aan artikel 23, lid 1, AVG. Met betrekking tot de derde vraag stelt de verwijzende rechter dat de vordering van DW is gericht op de verstrekking van een kopie van alle hem betreffende patiëntdocumenten (zijn „patiëntendossier”). Deze vordering kan slechts onder artikel 15, lid 3, eerste volzin, AVG vallen voor zover het patiëntendossier persoonsgegevens van de verzoeker bevat. Het is omstreden en reeds voorwerp van een aanhangig verzoek om een prejudiciële beslissing van het Bundesverwaltungsgericht (zaak C-487/21), wat de inhoud en de reikwijdte is van de in artikel 15, lid 3, eerste volzin, AVG vastgestelde verplichting om een kopie ter beschikking te stellen van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Deze zaak is van doorslaggevend belang voor de beslechting van het onderhavige geval, wanneer het door DW gevorderde recht niet reeds moet worden afgewezen op grond van de door de eerste en de tweede prejudiciële vraag omvatte zienswijzen.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 15, lid 3, eerste volzin, juncto artikel 12, lid 5, van de algemene verordening gegevensbescherming (hierna: ,,AVG”) aldus worden uitgelegd dat de verwerkingsverantwoordelijke (in casu: de behandelende arts) niet verplicht is om de betrokkene (in casu: de patiënt) kosteloos een eerste kopie te verstrekken van diens door de verwerkingsverantwoordelijke verwerkte persoonsgegevens, wanneer de betrokkene de kopie niet opvraagt voor de in de eerste volzin van overweging 63 van de AVG genoemde doelstellingen om zich op de hoogte te kunnen stellen van de verwerking van zijn persoonsgegevens en de rechtmatigheid daarvan te kunnen controleren, maar voor een ander doel (in casu: de beoordeling van het bestaan van aanspraken op grond van medische aansprakelijkheid) dat geen verband houdt met gegevensbescherming, maar legitiem is?

2. Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord:

a) komt overeenkomstig artikel 23, lid 1, onder i), van de AVG ook een vóór de inwerkingtreding van de AVG vastgestelde nationale bepaling van een lidstaat in aanmerking als beperking van het uit artikel 15, lid 3, eerste volzin, juncto artikel 12, lid 5, van de AVG voortvloeiende recht op kosteloze verstrekking van een kopie van persoonsgegevens die door de verwerkingsverantwoordelijke zijn verwerkt?

b) indien de tweede prejudiciële vraag, onder a), bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 23, lid 1, onder i), van de AVG aldus worden uitgelegd dat de daarin genoemde rechten en vrijheden van anderen zich mede uitstrekken tot hun belang bij de vergoeding van de kosten die verbonden zijn aan de verstrekking van een kopie van gegevens krachtens artikel 15, lid 3, eerste volzin, van de AVG en van andere kosten ingevolge de verstrekking van de kopie?

c) indien de tweede prejudiciële vraag, onder b), bevestigend wordt beantwoord: komt een nationale regeling die ten aanzien van de relatie tussen arts en patiënt bepaalt dat een arts die een kopie van de persoonsgegevens van een patiënt uit diens patiëntendossier aan deze laatste verstrekt, steeds en ongeacht de specifieke omstandigheden van het geval recht heeft op vergoeding van zijn kosten door de patiënt, overeenkomstig artikel 23, lid 1, onder i), van de AVG in aanmerking als beperking van de uit artikel 15, lid 3, eerste volzin, juncto artikel 12, lid 5, van de AVG voortvloeiende verplichtingen en rechten?

3. Indien de eerste prejudiciële vraag en de tweede prejudiciële vraag onder a), b) of c), ontkennend worden beantwoord: omvat het recht uit hoofde van artikel 15, lid 3, eerste volzin, van de AVG in de relatie tussen arts en patiënt een recht op verstrekking van kopieën van alle onderdelen van het patiëntendossier die persoonsgegevens van de patiënt bevatten of ziet het alleen op de verstrekking van een kopie van de persoonsgegevens van de patiënt als zodanig, waarbij het aan de gegevensverwerkende arts wordt overgelaten hoe hij de gegevens van de betrokken patiënt samenstelt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: YS e.a. (C 141/12 en C 372/12), Österreichische Datenschutzbehörde and CRIF (C-487/21)

Specifiek beleidsterrein: JenV, VWS