C-308/21 SATA International – Azores Airlines
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 13 juli 2021Schriftelijke opmerkingen: 29 augustus 2021
Trefwoorden : compensatie luchtreizigers;
Onderwerp :
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91;
Feiten:
In deze zaak zijn drie afzonderlijke procedures gevoegd. De drie verzoekers hebben vliegtickets gekocht voor twee vluchten op 10-05-2017 tussen de luchthaven van Lissabon en de autonome regio Azoren (eilanden São Miguel en Pico). In alle gevallen bereikten verzoekers hun bestemming met meer dan drie uur vertraging ten opzichte van het oorspronkelijke vluchtschema. De oorzaak van de vertraging was een plotselinge, onverwachte storing in het brandstofvoorzieningssysteem op de luchthaven van Lissabon die zich vanaf 13.19 uur op voornoemde datum voordeed. Deze omstandigheid dwong tot een reorganisatie van alle vanuit Lissabon verrichte luchtvaartactiviteiten en tot het uitvoeren van transporten vanuit de brandstofcentra van nabijgelegen luchthavens om het probleem te ondervangen. Het brandstofvoorzieningssysteem op de luchthaven van Lissabon wordt niet beheerd door de luchthaven zelf, maar door een derde entiteit. De vraag die wordt opgeworpen is of de omstandigheid dat een vlucht met meer dan drie uur vertraagd is of geannuleerd wordt als gevolg van een storing in de brandstofvoorziening op de luchthaven van herkomst, als een „buitengewone omstandigheid” in de zin van artikel 5(3) van verordening 261/2004 kan worden aangemerkt wanneer die luchthaven verantwoordelijk is voor het beheer van het brandstofvoorzieningssysteem.
Overweging:
De verwijzende rechter heeft ernstige twijfels over de uitlegging van het begrip „buitengewone omstandigheden” zoals bedoeld in artikel 5(3) van verordening 261/2004. Concreet betwijfelt de verwijzende rechter sterk of een situatie als hierboven uiteengezet niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij, gelet op de in de rechtspraak van het Hof ontwikkelde uitlegging.
Prejudiciële vraag:
Kan de omstandigheid dat een vlucht met meer dan drie uur vertraagd is of geannuleerd wordt als gevolg van een storing in de brandstofvoorziening op de luchthaven van herkomst, worden aangemerkt als een ,buitengewone omstandigheid’ in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 wanneer die luchthaven verantwoordelijk is voor het beheer van het brandstofvoorzieningssysteem?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-549/07; C-12/11; C-257/14; C-394/14; C-315/15; C ‑ 195/17, C ‑ 197/17 t/m C ‑ 203/17, C ‑ 226/17, C ‑ 228/17, C ‑ 254/17, C ‑ 274/17, C ‑ 275/17, C ‑ 278/17 t/m C ‑ 286/17 en C ‑ 290/17 t/m C ‑ 292/17;
Specifiek beleidsterrein: IenW