C-308/25 Isolanti Group
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 28 mei 2025 Schriftelijke opmerkingen: 14 juli 2025
Trefwoorden: kwijtschelding btw-schulden, fiscale neutraliteit, evenredigheid, waarborg eigen middelen van EU, doeltreffende invordering
Onderwerp: VEU: art. 4(3); Handvest van de grondrechten EU: art. 47; Richtlijn 77/388: artikelen 2 en 22; Besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (2007/436/EG, Euratom): art. 2(1); Richtlijn 2006/112 (btw-richtlijn): overweging 8, art. 2(1); artikelen 206, 250 (1), 252 en 273.
Deze zaak betreft een Italiaanse wet die belastingplichtigen in staat stelt lopende btw-geschillen ‘vereenvoudigd’ te beëindigen door betaling van een percentage van de oorspronkelijke verschuldigde btw, afhankelijk van de stand van het geding. De verwijzende rechter vraagt het Hof of deze regeling, die de volledige kwijtschelding van btw-schulden in ruil voor lagere betalingen mogelijk maakt maar import-btw uitsluit van vereenvoudigde afwikkeling, verenigbaar is met artikel 4(3) VEU, de btw-richtlijnen (met name artikelen 250 en 273 van richtlijn 2006/112) en de beginselen van fiscale neutraliteit, evenredigheid en de goede werking van het gemeenschappelijke btw-stelsel.
Prejudiciële vragen: 1. Staan artikel 4, lid 3, VEU en de artikelen 250 en 273 van richtlijn 2006/112 (respectievelijk de artikelen 2 en 22 van de Zesde richtlijn) in de weg aan de nationale regeling van artikel 1, lid 193, onder a), van wet nr. 197 van 2022, voor zover daarin enkel de procedures die – al was het maar gedeeltelijk – betrekking hebben op btw die bij de invoer wordt geïnd van de vereenvoudigde beslechting zijn uitgesloten en niet ook de procedures die – zij het slechts gedeeltelijk – betrekking hebben op de communautaire btw of btw die in het Unierecht is vastgesteld waarvoor de vereenvoudigde beslechting van procedures wél is toegestaan?
2. Staan het beginsel van fiscale neutraliteit en de goede werking van het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde in de weg aan de in artikel 1, lid 193, onder a), van wet nr. 197 van 2022 bedoelde nationale regeling, voor zover deze op onlogische of in ieder geval discriminerende wijze enkel procedures inzake btw die bij de invoer wordt geïnd uitsluit van de vereenvoudigde beslechting, en niet ook die welke betrekking hebben op de communautaire btw of btw die in het Unierecht is vastgesteld waarvoor de vereenvoudigde beslechting van procedures wél is toegestaan, mede gelet op het in artikel 4, lid 3, VEU neergelegde beginsel waaraan de nationale regels en praktijk moeten voldoen? 3. Is de vereenvoudigde beslechting in de bovengenoemde nationale regels, ook al wordt deze verenigbaar geacht met het Unierecht, in strijd met het algemene evenredigheidsbeginsel, voor zover deze de particulier een voordeel kan verschaffen dat kan oplopen tot 95 % van de ontdoken belasting en daarmee een economisch nadeel voor de staatsbegroting kan opleveren dat ook vanuit het oogpunt van Unierecht relevant is?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-128/05 Commissie/Oostenrijk; C-132/06 Commissie/Italië; C-174/07 Commissie/Italië; C-500/10 Belvedere Costruzioni; C-546/14 Degano Trasporti; C-31/18 Elektrorazpredelenie Yug; C-261/21 F. Hoffmann-La Roche e.a.; C-553/21 Shell Deutschland Oil; C-520/21 Bank M. (Gevolgen van de nietigverklaring van een overeenkomst).
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal