C-309/18 Lavorgna Srl

Contentverzamelaar

C-309/18 Lavorgna Srl

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    28 juni 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    14 augustus 2018

Trefwoorden: aanbesteding; vrij verkeer; transparantie; rechtszekerheid

Onderwerp:

-           Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: VWEU);
-           Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (hierna: richtlijn 2014/24/EU).

Feiten:

De Comune di Montelanico heeft een openbare aanbesteding uitgeschreven voor de gunning van de dienst voor de gescheiden inzameling en het vervoer van vast stedelijk en  vergelijkbaar afval en andere stadsreinigingsdiensten voor een periode van negen jaar. In verband met deze aanbesteding heeft Lavorgna, de gegadigde die op de tweede plaats is geëindigd, een vordering ingesteld tot nietigverklaring van het besluit van de Comune di Montelanico waarin de aanbesteding aan GEA werd gegund. GEA had in haar offerte de arbeidskosten niet specifiek vermeld, maar de mogelijkheid gekregen de stukken aan te vullen of te verduidelijken. Op grond van de Italiaanse wet (artikel 95 lid 10 van wetsbesluit 50/2016) moeten de economische offertes waarin arbeidskosten niet specifiek zijn vermeld worden uitgesloten van de aanbesteding. In het aanbestedingsdocument was deze voorwaarde niet opgenomen en was vermeld dat artikel 95 lid 10 in acht was genomen. De wet biedt geen mogelijkheid de stukken aan te vullen of te verduidelijken. Lavorgna is daarom van mening dat het besluit onrechtmatig is.

Overweging:

In de rechtspraak van de Unie zijn beginsel verankerd van de bescherming van het gewettigd vertrouwen en de rechtszekerheid, gelezen in samenhang met de grondbeginselen van het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrije dienstverrichting volgens het VWEU, alsook de beginselen die daarvan zijn afgeleid, met name de gelijkheid van behandeling, het discriminatieverbod, het beginsel van wederzijdse erkenning, het evenredigheids- en het transparantiebeginsel waarnaar wordt verwezen in richtlijn 2014/24/EU. Het Hof heeft overwogen dat uit de beginselen van transparantie en gelijke behandeling voortvloeit dat wanneer een voorwaarde voor de deelname aan de aanbestedingsprocedure, op straffe van uitsluiting van die procedure, niet uitdrukkelijk is voorzien in de aanbestedingsdocumenten, en wanneer die voorwaarde enkel uit een uitlegging door de rechtspraak van het nationale recht kan worden afgeleid, de aanbestedende dienst de uitgesloten inschrijver een termijn kan toekennen die voldoende is om zijn omissie recht te zetten. In het licht hiervan twijfelt de verwijzende rechter of de Italiaanse regeling in overeenstemming met het Unierecht is.

Prejudiciële vragen:

Verzetten de Unierechtelijke beginselen van de bescherming van het gewettigd vertrouwen en de rechtszekerheid, gelezen in samenhang met de grondbeginselen van het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrije dienstverrichting, die zijn verankerd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), alsook de beginselen die daarvan zijn afgeleid, met name de gelijkheid van behandeling, het discriminatieverbod, het beginsel van wederzijdse erkenning, het evenredigheids- en het transparantiebeginsel, waarnaar wordt verwezen in richtlijn 2014/24/EU, zich tegen een nationale wettelijke regeling, zoals de Italiaanse wettelijke regeling die voortvloeit uit artikel 95, lid 10, juncto artikel 83, lid 9, van decreto legislativo nr. 50/2016, volgens welke het ontbreken in de economische offerte van de afzonderlijke vermelding van de arbeidskosten in een procedure voor de gunning van een openbare dienst hoe dan ook tot de uitsluiting van de betrokken onderneming leidt, zonder mogelijkheid de stukken aan te vullen of te verduidelijken, zelfs indien van deze verplichting tot afzonderlijke vermelding van die kosten geen sprake is in de aanbestedingsdocumenten, en ongeacht het feit dat de betrokken offerte in overeenstemming met een daartoe afgelegde verklaring van de gegadigde inhoudelijk wel degelijk voorzag in de middelen ter dekking van de minimumarbeidskosten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Edra Costruzioni en Edilfac, C-140/16 (niet gepubliceerd); Pizzo, C-27/15; Plantanol, C-201/08; Vereniging Nationaal Overlegorgaan Sociale Werkvoorziening e.a., C-383/06–C-385/06 (niet gepubliceerd); Commissie/Italië, C-217/06 (niet gepubliceerd); Commissie/Nederland, C-576/10;  Costa, C-72/10 en C-77/10; Förster, C-158/07; Sky Italia, C-234/12; Kenny e.a., C-427/11

Specifiek beleidsterrein: EZK; BZK

Gerelateerde documenten