C-310/17

Contentverzamelaar

C-310/17

  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   26 juli 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   11 september 2017

Trefwoorden: intellectuele eigendom; auteursrecht

Onderwerp: Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

Verzoekster is moederbedrijf van een groep die actief is op het gebied van productie en verhandeling van verse levensmiddelen. Verweerster is producent van levensmiddelen die zij onder eigen merk aan grote supermarktketens levert. In 2007 creëert een detailhandelaar (V) een nieuw product, een smeerdip van roomkaas met verse kruiden. Hij verkoopt dat tijdens halloween in zijn winkel onder het woordmerk ‘heksenkaas’ en deponeert dat merk wegens groot succes medio 2010. V sluit in 2011 een overeenkomst met verzoekster waarbij hij alle IE-rechten op het product aan Levola overdraagt. V ontvangt daarvoor een royaltyvergoeding, gerelateerd aan de omzet. Verzoekster richt er een aparte BV voor op (Heksenkaas BV) en wijzigt de naam in Heks’nkaas (in lijn met haar andere producten). Vanaf 2012 ligt het product in alle winkels; op 10-07-2012 wordt octrooi op de vervaardiging verleend. De BV levert onder meer aan verweerster en laat (onder meer) aan haar weten dat zij voornemens is het auteursrecht op de smaak van het product te handhaven. Sinds januari 2014 produceert verweerster ‘Witte Wievenkaas’ voor supermarktketen Aldi. Verzoekster start een procedure tegen verweerster stellende dat verweerster inbreuk maakt op haar auteursrechten op de ‘smaak’ van ‘Heks’nkaas’. Zij eist staking en een verklaring voor recht dat ‘smaak’ (‘de totale door consumptie van een voedingsmiddel veroorzaakte impressie op de smaak zintuigen met inbegrip van het met de tastzin waargenomen mondgevoel’) een eigen intellectuele schepping is van de maker van de smaak en mitsdien als "werk" in de zin van artikel 1 Auteurswet de bescherming van het auteursrecht geniet. De Rb Gelderland wijst de eis 10-06-2015 af omdat verzoekster niet heeft gesteld welke (combinatie van) elementen van de smaak van het product tot een eigen, oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel leiden.

De verwijzende NL rechter (gerechtshof Arnhem) haalt een arrest van de HR aan (Lancome; 16-06-2006) waarin de HR zich uitspreekt over de vraag of ‘geur’ in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming en die vraag op grond van artikel 10 van de Auteurswet positief beantwoordt. Artikel 10 bevat een niet-limitatieve opsomming van werksoorten. Beslissend is of het gaat om een voortbrengsel dat vatbaar is voor menselijke waarneming en of het een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijke stempel van de maker draagt. Ook in de zaak Stokke/Hauck ligt de nadruk op het eigen, oorspronkelijke karakter en het persoonlijke stempel van de maker. Het HvJEU heeft in verschillende arresten aangegeven dat voor auteursrechtelijke bescherming vereist is dat door de maker van het werk creatieve keuzen zijn gemaakt, zodat er sprake is van een eigen intellectuele schepping van de maker. Hij ziet ook geen overeenstemming in de rechtspraak van andere EULS: onder meer het FRA Hof van Cassatie heeft laatstelijk in december 2013 in een arrest de mogelijkheid van auteursrechtelijke bescherming van een geur categorisch van de hand gewezen.

Verweerster stelt dat bescherming van smaken niet in het systeem van het auteursrecht past, dat mede gezien art. 10.1 Auteurswet louter voor visuele en auditieve creaties is bedoeld. Zij wijst ook op de instabiliteit van een voedingsmiddel en het subjectieve karakter van een smaakervaring. De verwijzende rechter twijfelt dan ook of en in hoeverre het EUrecht ruimte laat van auteursrechtelijke bescherming van de smaak van een voedingsmiddel. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:

1. (a) Verzet het Unierecht zich ertegen dat de smaak van een voedingsmiddel- als eigen intellectuele schepping van de maker - auteursrechtelijk beschermd wordt ? In het bijzonder:

    (b) Staat aan auteursrechtelijke bescherming in de weg dat het begrip "werken van letterkunde en kunst" in art. 2 lid 1 van de Berner Conventie, die voor alle lidstaten van de Unie verbindend is, weliswaar omvat "alle voortbrengselen op het gebied van letterkunde, wetenschap en kunst, welke ook de wijze of de vorm van uitdrukking zij", maar dat de in deze bepaling genoemde voorbeelden enkel betrekking hebben op creaties die met het oog en/of het gehoor kunnen worden waargenomen?

(c) Staan de (mogelijke) instabiliteit van een voedingsmiddel en/of het subjectieve karakter van de smaakervaring eraan in de weg om de smaak van een voedingsmiddel als auteursrechtelijk beschermd werk aan te merken?

(d) Staat het stelsel van uitsluitende rechten en beperkingen, zoals geregeld in de artikelen 2 tot en met 5 van Richtlijn 2001/29/EG, aan de auteursrechtelijke bescherming van de smaak van een voedingsmiddel in de weg?

2. Indien het antwoord op vraag l(a) ontkennend luidt:

a) Welke vereisten gelden voor auteursrechtelijke bescherming van de smaak van een voedingsmiddel?

(b) Rust de auteursrechtelijke bescherming van een smaak enkel op de smaak als zodanig of (tevens) op de receptuur van het voedingsmiddel?

(c) Wat dient een partij die in een (inbreuk)procedure stelt een auteursrechtelijk beschermde smaak van een voedingsmiddel te hebben gecreëerd, te stellen? Kan deze partij ermee volstaan het voedingsmiddel in de procedure aan de rechter voor te leggen opdat de rechter, door te proeven en te ruiken, zich een eigen oordeel erover vormt of de smaak van het voedingsmiddel voldoet aan de eisen voor auteursrechtelijke bescherming? Of dient de eisende partij (al dan niet mede) een omschrijving te geven van de creatieve keuzes in de smaakcompositie en/of de receptuur op grond waarvan de smaak als eigen intellectuele schepping van de maker kan worden aangemerkt?

(d) Hoe dient de rechter in een inbreukprocedure vast te stellen of de smaak van het voedingsmiddel van de gedaagde partij zodanig overeenstemt met de smaak van het voedingsmiddel van de eisende partij dat sprake is van auteursrechtinbreuk? Is hierbij (mede) bepalend dat de totaalindrukken van de beide smaken overeenstemmen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-403/08 en 429/09 Premier League; C-393/09 Bezpecnostni softwarová asociace ¿ Svaz softwarové ochrany; C-145/10 Painer; C-604/10 Football Dataco.

Specifiek beleidsterrein: VenJ OCW en EZ