C-32/14 CO ERSTE Bank Hungary

Contentverzamelaar

C-32/14 CO ERSTE Bank Hungary

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 maart 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   25 maart 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   25 april 2014
Trefwoorden: oneerlijke handelspraktijken; consumentenbescherming

Onderwerp
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

Verweerder Attila Sugár sluit eind 2007 een hypothecaire leningsovereenkomst met verzoekster ten behoeve van de aankoop van een woning. Verweerder komt zijn aflossingsverplichting niet na waarna verzoekster overgaat tot ontbinding van de overeenkomst en een verzoek indient voor een formule tot tenuitvoerlegging aangebracht op de akte, hetgeen gelijk staat aan een executoriale titel. Sugár verzoekt in juni 2013 de notaris om doorhaling van de formule. Hij stelt dat deze in strijd met het recht is aangebracht omdat de onderliggende overeenkomst wegens oneerlijke bedingen nietig is. Verweerder is van mening dat het ongrondwettig is om een formule van tenuitvoerlegging aan te brengen op een verklaring van de schuldeiser. Maar de notaris wijst het verzoek af: de akte is rechtsgeldig opgesteld, de procedure is niet op tegenspraak zodat de notaris over een beperkte beoordelingsmarge beschikt en geen uitspraak kan doen over rechtmatigheid van de overeenkomst.
Verweerder start een procedure bij de Rechtbank omdat hij meent ten onrechte als schuldenaar van de overeenkomst te zijn aangemerkt, terwijl de notaris voorbijgegaan is aan wettelijke bepalingen in consumentenkredieten. Verzoeker stelt dat het de taak van de notaris is te beoordelen of de authentieke akte formeel en inhoudelijk in overeenstemming is met de HON executiewet.

De verwijzende HON rechter stelt vast dat de HON executiewet de beoordelingsmarge van de notaris weinig ruimte laat. De consument kan vervolgens indien nodig alleen via een bijzondere gerechtelijke procedure de door de notaris opgestelde akte doen corrigeren. De verwijzende rechter vraagt zich dan ook af of dit geen inbreuk is op de verwezenlijking van de door RL 93/13 nagestreefde doelstellingen, en besluit de volgende vragen aan het HvJEU voor te leggen:
1. Is een procedure van een lidstaat waarbij de medecontractant van een consument die een in een formeel correcte notariële akte neergelegde verplichting niet is nagekomen, een door hemzelf bepaald bedrag vordert op grond van de aanbrenging van een zogenoemde formule van tenuitvoerlegging, zonder bij een rechtbank een procedure op tegenspraak te moeten inleiden waarin zou kunnen worden beoordeeld of de bedingen van de aan de formule van tenuitvoerlegging ten grondslag liggende overeenkomst oneerlijk zijn, verenigbaar met artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG?
2. Kan de consument in die procedure verzoeken om doorhaling van de reeds aangebrachte formule van tenuitvoerlegging, met het argument dat niet is nagegaan of de bedingen van de aan de formule van tenuitvoerlegging ten grondslag liggende overeenkomst oneerlijk zijn, hoewel uit het arrest in de zaak C-472/11 blijkt dat in een gerechtelijke procedure de rechtbank die het bestaan van oneerlijke bedingen heeft vastgesteld, de consument daarvan op de hoogte moet stellen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-243/08 Panon; C-137/08 Penzugyi LIzing; C-618/10 Banco Espanol de Crédito; C-472/11 Banif Plus Bank
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten