C-328/17 Amt Azienda Trasporti e Mobilità e.a.

Contentverzamelaar

C-328/17 Amt Azienda Trasporti e Mobilità e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    7 augustus 2017
Schriftelijke opmerkingen:                    24 september 2017

Trefwoorden: aanbestedingsprocedure; mededinging;

Onderwerp: - richtlijn 89/665/EEG houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsop-drachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken

Feiten:

Verzoekers (vijf vennootschappen) hebben beroep ingesteld tegen de handelingen waarbij verweerder (Agenzia regionale per il trasporto pubblico locale) een informele aanbesteding voor de gunning van de lokale openbaarvervoersdienst in de Regione Liguria heeft uitgeschreven. Deze aanbesteding werd uitgeschreven op basis van de regionale wet nr. 33/2013 en verordening (EG) 1370/2007. In het beroep zijn meerdere middelen aangevoerd waarmee de gunningsregels en het verloop van de aanbestedingsprocedure in de kern worden betwist. Meer in het bijzonder worden de regionale bepalingen aangevochten voor zover zij bepalen dat het optimaal territoriaal kader voor regionaal en lokaal openbaar vervoer het volledige regionale grondgebied bestrijkt, en dat de betrokken dienst als één kavel wordt gegund. Verzoekers zijn beheerders van lokale openbaarvervoersdiensten in provincies of delen daarvan. De regionale wet, volgens welke het territoriale kader het grondgebied van de regio bestrijkt en de dienst in één kavel met dezelfde omvang wordt gegund, smoort verzoekers’ verwachtingen dat de opdracht aan hen zal worden gegund, nagenoeg in de kiem.
 
Overweging:

Deze prejudiciële verwijzing betreft de vraag of een ondernemer de grondslagen van een aanbestedingsprocedure kan betwisten waarvoor hij geen verzoek tot deelname heeft ingediend, indien het op grond van de aanbestedingsregeling zeker of zeer waarschijnlijk is dat de opdracht niet aan hem zal worden gegund.
-           In een territoriaal kader dat de provincie bestrijkt – wat volgens artikel 3-bis van wetsbesluit nr. 138/2011 de regel is – zouden de verzoekende partijen een aanzienlijke kans op gunning van de dienst hebben, ook al omdat zij de vorige beheerders van de dienst zijn.
-           In een territoriaal kader dat daarentegen het volledige regionale grondgebied bestrijkt – zodat geïnteresseerden voor de deelname aan de aanbesteding alleen al onvergelijkbaar zwaardere vereisten moeten vervullen – zou de kans daarop echter vrijwel nihil worden.
Uit deze opzet volgt dat indien de regionale regeling die aan de aanbestedingsprocedure ten grondslag ligt ongrondwettig wordt verklaard, de volledige aanbestedingsprocedure op losse schroeven komt te staan. Dit verklaart het belang van de grondwettigheidskwestie, en waarom deze kwestie moet worden opgeworpen vóór alle andere middelen, die tegen het verloop van de aanbesteding worden aangevoerd. De onderstaande prejudiciële uitleggingsvraag is doorslaggevend voor de ontvankelijkheid van het oorspronkelijke beroep.

Prejudiciële vragen:

Staan artikel 1, leden 1, 2 en 3, en artikel 2, lid 1, onder b), van richtlijn 89/665/EEG houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, in de weg aan een nationale regeling die de mogelijkheid beroep in te stellen tegen de handelingen van een aanbestedingsprocedure uitsluitend toekent aan ondernemers die een verzoek tot deelname aan deze aanbesteding hebben ingediend, ook wanneer de rechtsvordering is gericht op de beoordeling van de grondslagen van de procedure, omdat reeds uit de aanbestedingsregeling volgt dat de opdracht zeer waarschijnlijk niet aan de betrokkene zal worden gegund?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-355/15; C-689/13, C-100/12; C-314/09; C-230/02; C-249/01.

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten