C-33/21 INAIL et INPS

Contentverzamelaar

C-33/21 INAIL et INPS

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     16 maart 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     2 mei 2021

Trefwoorden : socialezekerheidsstelsels; rechterlijke bevoegdheid

Onderwerp :

-           Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen;

-           Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken;

-           Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart;

Feiten:

Deze zaak betreft 219 werknemers van Ryanair die als vliegend personeel in loondienst werken in de luchthaven Orio al Serio (Italië). Het INPS (nationaal instituut voor sociale voorzieningen) en het INAIL (nationaal instituut voor ongevallenverzekering) vorderen dat deze werknemers overeenkomstig de Italiaanse wetgeving worden verzekerd. Het INPS had bij een inspectie vastgeseld dat de werknemers hun werk uitvoerden op Italiaans grondgebied. Het INAIL heeft vastgesteld dat de werknemers in een exploitatievestiging werkten (de crew room) met vaste werkplekken. De rechters in eerste en tweede aanleg hebben de vorderingen van het INPS en het INAIL ongegrond verklaard. De rechter in tweede aanleg heeft vastgesteld dat alle onderzochte werknemers waren aangenomen met een Ierse arbeidsovereenkomst die in concreto waren geënt op uit Ierland ontvangen richtsnoeren, en dat deze werknemers 45 minuten per dag op Italiaans grondgebied arbeid verrichtten en de rest van de dag aan de slag waren in luchtvaartuigen met de Ierse nationaliteit. Bovendien heeft deze rechter geoordeeld dat Ryanair geen „filiaal” of „vaste vertegenwoordiging” in Italië had, wat volgens het Unierecht is vereist om te kunnen vaststellen dat er in Italië een verzekeringsplicht geldt. Het andere aanknopingscriterium, de aanwezigheid van een „exploitatievestiging”, was ratione temporis niet van toepassing. Het INPS en het INAIL hebben hierop cassatieberoep aangetekend bij de verwijzende rechter.

Overweging:

De rechters in eerste en tweede aanleg hebben vastgesteld dat Ryanair in Italië niet over een „filiaal” of „vaste vertegenwoordiging” beschikt, waardoor zij niet onderworpen is aan artikel 14(2)a)i) van verordening 1408/71. Daarin is bepaald dat op vliegend personeel van een onderneming die vervoer verricht de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan zich dat filiaal of die vaste vertegenwoordiging bevindt, van toepassing is. De verwijzende rechter vraagt zich af of in casu artikel 14(2)a)ii) dan wel toepassing kan vinden; daarin wordt het begrip „degene die in hoofdzaak werkzaam is op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont” uitgelegd op basis van de criteria die door het Hof van Justitie zijn uitgewerkt voor het begrip „plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt” in de zin van artikel 19(2)a) van verordening 44/2001.

Prejudiciële vraag:

Kan het begrip ‚degene die in hoofdzaak werkzaam is op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont’ als bedoeld in artikel 14, lid 2, onder a), ii), [van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd], op grond van de in de motivering [van de onderhavige prejudiciële verwijzing] aangehaalde rechtspraak van het [Hof van Justitie van de Europese Unie], worden uitgelegd naar analogie van het begrip ‚plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt’ als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder a), van verordening (EG) nr. 44/2001 (met betrekking tot justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, de rechterlijke bevoegdheid en individuele arbeidsovereenkomsten), ook hier met betrekking tot de luchtvaartsector en het vliegend personeel [verordening (EEG) nr. 3922/91]?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-370/17 en C-37/18; C-168/16 en C-169/16; C-64/12; C-290/15; C-29/10; C-384/10;

Specifiek beleidsterrein: SZW; JenV